Site uses cookies to provide basic functionality.

OK
De vroege christenen geloofden dat het hun voornaamste plicht was om elkaar lief te hebben, maar ze stelden zich niet open voor vreemdelingen. Deze gemeenschap voelde zich aangevallen en klitte samen tegen 'de wereld'. Sommige van hun leden hadden hun leer onverdraaglijk gevonden en 'gingen niet verder met Jezus mee'. De gelovingen zagen deze afvalligen als 'antichristenen', vervuld van een dodelijke haat jegens de messias. De leden van deze christelijke sekte waren ervan overtuigd dat alleen zij het bij het rechte eind hadden en dat de hele wereld tegen hen was.[...]Omdat Jezus Gods laatste openbaring aan de wereld was, hield dit gebrek aan acceptatie een oordeel in: degenen die hem afwezen, waren de kinderen van de duivel en zouden in de duisternis blijven.