De jongeman, die de toekomst niet kent, ziet het leven als een soort episch avontuur, een odyssee over vreemde zeeen en langs onbekende eilanden, waarin hij zijn krachten zal beproeven en bewijzen, en aldus zijn sterfelijkheid zal leren kennen. De man van middelbare leeftijd, die de toekomst heeft geleefd waarover hij eens droomde, ziet het leven als een tragedie, want hij heeft gemerkt dat zijn krachten, hoe groot ze ook waren, niet opgewassen zijn tegen de krachten van het toeval en de natuur, die hij voorziet van de namen van de goden, en heeft geleerd dat hij sterfelijk is. Maar de man op leeftijd moet, als hij de hem toegewezen rol goed speelt, het leven als een komedie zien. Want zijn triomfen en zijn mislukkingen voegen zich aaneen, en de een is niet meer aanleiding voor trots of schaamte dan de andere, en hij is noch de held die zichzelf ten overstaan van die krachten bewijst, noch de hoofdpersoon die erdoor wordt vernietigd. Net als elk armzalig, meelijwekkend omhulsel van een acteur, leert hij inzien dat hij zoveel rollen heeft gespeeld dat hij zichzelf niet meer is.