In Darwins post-platonische werelds is de variatie de fundamentele werkelijkheid en veranderen berekende gemiddelden in abstracties. We blijven echter de voorkeur geven aan het oudere en tegengestelde standpunt: we zien variatie nog steeds als een massa onlogische toevalligheden, die hoofdzakelijk van waarde is omdat zo'n spreiding te gebruiken is voor de berekening van een gemiddelde, hetgeen we dan beschouwen als iets wat een essentie nog het best benadert.