Site uses cookies to provide basic functionality.

OK
II ESDRAS
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Prev Up Next
Chapter 14
II E DutSVVA 14:1  En het geschiedde op de derde dag, dat ik zat onder een eik.
II E DutSVVA 14:2  En zie een stem kwam tegen mij uit van het doornbos, en zeide: Ezra, Ezra! En ik zeide: Zie hier ben ik Here, en ik stond op, op mijn voeten, en hij zeide tot mij:
II E DutSVVA 14:3  In het doornbos ben ik Mozes verschenen, en heb met hem gesproken, als mijn volk in Egypte dienstbaar was.
II E DutSVVA 14:4  En ik heb hem gezonden, en heb mijn volk uit Egypte geleid, en heb hem gebracht op de berg Sinaï, en daar hield ik hem bij mij vele dagen.
II E DutSVVA 14:5  En ik vertelde hem vele wonderen, en toonde hem de verborgenheden en het einde der tijden, en beval hem, zeggende:
II E DutSVVA 14:6  Deze woorden zult gij openbaar maken, en deze zult gij verbergen.
II E DutSVVA 14:8  De tekenen die ik gedroomd heb, en de dromen die gij gezien hebt, en de verklaringen, die gij gehoord hebt, die zult gij in uw hart wegleggen.
II E DutSVVA 14:9  Want gij zult weggenomen worden van onder allen, en zult voortaan verkeren met mijn raad, en met uws gelijken totdat de tijden geëindigd zijn.
II E DutSVVA 14:10  Want de wereld heeft haar jeugd verloren, en de tijden genaken om oud te worden.
II E DutSVVA 14:11  Want de eeuw is in twaalf delen verdeeld, en de tien zijn voorbij, en de helft van een tiende deel.
II E DutSVVA 14:12  Maar er is nog overig hetgeen na het tiende deel en een half volgt.
II E DutSVVA 14:13  Nu dan beschik uw huis, en bestraf uw volk, en vertroost de vernederden onder hen, en laat alle verderfelijkheid varen.
II E DutSVVA 14:14  En doe van u weg de strefelijke gedachten; werp van u de menselijke lasten, en trek uit de zwakke natuur, en stel aan de ene zijde de raadslagen die u allerbezwaarlijkst zijn, en haast u om uit deze tijden te verhuizen.
II E DutSVVA 14:15  Want het kwaad, dat gij hebt zien geschieden, zullen zij nog erger maken dan dit.
II E DutSVVA 14:16  Want zoveel als de wereld zal verzwakt worden door ouderdom, zoveel zal ook het kwaad vermenigvuldigd worden, over degenen die haar bewonen.
II E DutSVVA 14:17  Want de waarheid is veel verder geweken en de leugen is naderbij gekomen, en nu zal het gezicht haast komen dat gij gezien hebt.
II E DutSVVA 14:18  En ik antwoordde, en zeide: Laat het voor u aangenaam zijn, Here.
II E DutSVVA 14:19  Want ziet, ik zal heengaan gelijk gij mij bevolen hebt, en ik zal het tegenwoordige volk bestraffen. Doch wie zal die vermanen, die hierna zullen geboren worden?
II E DutSVVA 14:20  Daarom ligt de wereld in duisternis, en die daarin wonen zijn zonder licht.
II E DutSVVA 14:21  Overmits uw wet verbrand is, en daarom weet niemand de dingen die door u gedaan zijn, noch de werken die geschieden zullen.
II E DutSVVA 14:22  Indien ik dan genade bij u gevonden heb, zo zend in mij de Heilige Geest, en ik zal alles schrijven wat van den beginne in de wereld geschied is, aangaande de zaken die in uw wet geschreven waren, opdat de mensen de weg kunnen vinden, en dat degenen, die in de laatste tijden zullen willen leven, ook leven mogen.
II E DutSVVA 14:23  En hij antwoordde mij en zeide: Ga en verzamel het volk, en zeg tot hen, dat zij u in veertig dagen niet zoeken.
II E DutSVVA 14:24  Maar gij, bereid u veel busbomen tafelkens, en neem met u Sareas, Dabreas, Salemias, Echanus, en Asiël, deze vijf, welke bereid zijn om snel te schrijven;
II E DutSVVA 14:25  En kom hier, zo zal ik in uw hart ontsteken een licht des verstands, dat niet zal uitgeblust worden, totdat de dingen voleindigd zijn, die gij zult beginnen te schrijven.
II E DutSVVA 14:26  En dit gedaan zijnde, zo zult gij sommige dingen openbaar maken, en sommige zult gij de wijzen heimelijk overgeven; want morgen te dezer ure zult gij beginnen te schrijven.
II E DutSVVA 14:27  Toen ging ik heen, gelijk hij mij beval, en ik vergaderde al het volk, en zeide:
II E DutSVVA 14:29  Onze vaders waren van het begin vreemdelingen in Egypte, en zijn daaruit verlost geworden.
II E DutSVVA 14:30  En hebben de wet des levens ontvangen, die zij niet hebben gehouden, die ook gijlieden na hen hebt overtreden.
II E DutSVVA 14:31  En het land, namelijk het land Sion is ulieden tot een erfdeel gegeven; en uw vaders en gijlieden hebt onrecht gedaan, en hebt de wegen niet gehouden die de Allerhoogste bevolen had.
II E DutSVVA 14:32  En alzo hij een rechtvaardig rechter is, zo heeft hij van ulieden indertijd genomen, hetgeen hij gegeven had.
II E DutSVVA 14:33  En nu zo zijt gij hier, en uw broederen zijn onder ulieden,
II E DutSVVA 14:34  Indien gij dan uw gemoederen gehoorzaam aanstelt en uw verstand onderrichten laat, zo zult gij levend behouden worden, en na de dood zult gij barmhartigheid verkrijgen.
II E DutSVVA 14:35  Want het oordeel zal na de dood komen, als wij weder levend zullen worden, en dan zullen de namen der rechtvaardigen bekend, en de werken der bozen openbaar worden.
II E DutSVVA 14:36  Zo kome dan niemand nu tot mij, noch vrage naar mij deze veertig dagen lang.
II E DutSVVA 14:37  En ik nam de vijf mannen tot mij, gelijk hij mij bevolen had. en wij gingen naar het veld, en bleven daar.
II E DutSVVA 14:38  En mij geschiedde des anderen daags, dat een stem mij riep, zeggende: Ezra, doe uw mond open, en drink hetgeen ik u te drinken zal geven.
II E DutSVVA 14:39  Toen deed ik mijn mond open, en ziet een volle beker werd mij toegereikt. Deze was vol, als van water, doch zijn kleur was als van vuur.
II E DutSVVA 14:40  En ik nam het, en dronk het, en zo haast als ik het gedronken had, zo werd mijn hart vervuld met wetenschap, en de wijsheid wies in mijn borst, en mijn geest werd versterkt in zijn geheugen.
II E DutSVVA 14:41  En mijn mond werd opgedaan, en werd niet meer toegedaan.
II E DutSVVA 14:42  De Allerhoogste nu gaf de vijf mannen verstand, dat zij schreven de dingen die in verrukkingen der zinnen van mij werden gezegd, welke zij nochtans niet wisten.
II E DutSVVA 14:43  Des nachts nu aten zij, doch des daags sprak ik, en des nachts zweeg ik niet.
II E DutSVVA 14:44  Zo zijn er in veertig dagen geschreven tweehonderdenvier boeken.
II E DutSVVA 14:45  En het is geschied, als de veertig dagen geëindigd waren, dat de Allerhoogste tot mij sprak, en zeide: Stel de eerste dingen, die gij geschreven hebt, in het openbaar voor, en laat deze de waardigen en onwaardigen lezen.
II E DutSVVA 14:46  Maar de laatste zeventig boeken zult gij behouden, opdat gij die de wijzen onder het volk overlevert.
II E DutSVVA 14:47  Want in deze is de ader des verstands, en de fontein derwijsheid, en de vloed der wetenschap; en ik deed alzo.