II ESDRAS
Chapter 14
II E | DutSVVA | 14:2 | En zie een stem kwam tegen mij uit van het doornbos, en zeide: Ezra, Ezra! En ik zeide: Zie hier ben ik Here, en ik stond op, op mijn voeten, en hij zeide tot mij: | |
II E | DutSVVA | 14:3 | In het doornbos ben ik Mozes verschenen, en heb met hem gesproken, als mijn volk in Egypte dienstbaar was. | |
II E | DutSVVA | 14:4 | En ik heb hem gezonden, en heb mijn volk uit Egypte geleid, en heb hem gebracht op de berg Sinaï, en daar hield ik hem bij mij vele dagen. | |
II E | DutSVVA | 14:5 | En ik vertelde hem vele wonderen, en toonde hem de verborgenheden en het einde der tijden, en beval hem, zeggende: | |
II E | DutSVVA | 14:8 | De tekenen die ik gedroomd heb, en de dromen die gij gezien hebt, en de verklaringen, die gij gehoord hebt, die zult gij in uw hart wegleggen. | |
II E | DutSVVA | 14:9 | Want gij zult weggenomen worden van onder allen, en zult voortaan verkeren met mijn raad, en met uws gelijken totdat de tijden geëindigd zijn. | |
II E | DutSVVA | 14:11 | Want de eeuw is in twaalf delen verdeeld, en de tien zijn voorbij, en de helft van een tiende deel. | |
II E | DutSVVA | 14:13 | Nu dan beschik uw huis, en bestraf uw volk, en vertroost de vernederden onder hen, en laat alle verderfelijkheid varen. | |
II E | DutSVVA | 14:14 | En doe van u weg de strefelijke gedachten; werp van u de menselijke lasten, en trek uit de zwakke natuur, en stel aan de ene zijde de raadslagen die u allerbezwaarlijkst zijn, en haast u om uit deze tijden te verhuizen. | |
II E | DutSVVA | 14:15 | Want het kwaad, dat gij hebt zien geschieden, zullen zij nog erger maken dan dit. | |
II E | DutSVVA | 14:16 | Want zoveel als de wereld zal verzwakt worden door ouderdom, zoveel zal ook het kwaad vermenigvuldigd worden, over degenen die haar bewonen. | |
II E | DutSVVA | 14:17 | Want de waarheid is veel verder geweken en de leugen is naderbij gekomen, en nu zal het gezicht haast komen dat gij gezien hebt. | |
II E | DutSVVA | 14:19 | Want ziet, ik zal heengaan gelijk gij mij bevolen hebt, en ik zal het tegenwoordige volk bestraffen. Doch wie zal die vermanen, die hierna zullen geboren worden? | |
II E | DutSVVA | 14:21 | Overmits uw wet verbrand is, en daarom weet niemand de dingen die door u gedaan zijn, noch de werken die geschieden zullen. | |
II E | DutSVVA | 14:22 | Indien ik dan genade bij u gevonden heb, zo zend in mij de Heilige Geest, en ik zal alles schrijven wat van den beginne in de wereld geschied is, aangaande de zaken die in uw wet geschreven waren, opdat de mensen de weg kunnen vinden, en dat degenen, die in de laatste tijden zullen willen leven, ook leven mogen. | |
II E | DutSVVA | 14:23 | En hij antwoordde mij en zeide: Ga en verzamel het volk, en zeg tot hen, dat zij u in veertig dagen niet zoeken. | |
II E | DutSVVA | 14:24 | Maar gij, bereid u veel busbomen tafelkens, en neem met u Sareas, Dabreas, Salemias, Echanus, en Asiël, deze vijf, welke bereid zijn om snel te schrijven; | |
II E | DutSVVA | 14:25 | En kom hier, zo zal ik in uw hart ontsteken een licht des verstands, dat niet zal uitgeblust worden, totdat de dingen voleindigd zijn, die gij zult beginnen te schrijven. | |
II E | DutSVVA | 14:26 | En dit gedaan zijnde, zo zult gij sommige dingen openbaar maken, en sommige zult gij de wijzen heimelijk overgeven; want morgen te dezer ure zult gij beginnen te schrijven. | |
II E | DutSVVA | 14:29 | Onze vaders waren van het begin vreemdelingen in Egypte, en zijn daaruit verlost geworden. | |
II E | DutSVVA | 14:30 | En hebben de wet des levens ontvangen, die zij niet hebben gehouden, die ook gijlieden na hen hebt overtreden. | |
II E | DutSVVA | 14:31 | En het land, namelijk het land Sion is ulieden tot een erfdeel gegeven; en uw vaders en gijlieden hebt onrecht gedaan, en hebt de wegen niet gehouden die de Allerhoogste bevolen had. | |
II E | DutSVVA | 14:32 | En alzo hij een rechtvaardig rechter is, zo heeft hij van ulieden indertijd genomen, hetgeen hij gegeven had. | |
II E | DutSVVA | 14:34 | Indien gij dan uw gemoederen gehoorzaam aanstelt en uw verstand onderrichten laat, zo zult gij levend behouden worden, en na de dood zult gij barmhartigheid verkrijgen. | |
II E | DutSVVA | 14:35 | Want het oordeel zal na de dood komen, als wij weder levend zullen worden, en dan zullen de namen der rechtvaardigen bekend, en de werken der bozen openbaar worden. | |
II E | DutSVVA | 14:37 | En ik nam de vijf mannen tot mij, gelijk hij mij bevolen had. en wij gingen naar het veld, en bleven daar. | |
II E | DutSVVA | 14:38 | En mij geschiedde des anderen daags, dat een stem mij riep, zeggende: Ezra, doe uw mond open, en drink hetgeen ik u te drinken zal geven. | |
II E | DutSVVA | 14:39 | Toen deed ik mijn mond open, en ziet een volle beker werd mij toegereikt. Deze was vol, als van water, doch zijn kleur was als van vuur. | |
II E | DutSVVA | 14:40 | En ik nam het, en dronk het, en zo haast als ik het gedronken had, zo werd mijn hart vervuld met wetenschap, en de wijsheid wies in mijn borst, en mijn geest werd versterkt in zijn geheugen. | |
II E | DutSVVA | 14:42 | De Allerhoogste nu gaf de vijf mannen verstand, dat zij schreven de dingen die in verrukkingen der zinnen van mij werden gezegd, welke zij nochtans niet wisten. | |
II E | DutSVVA | 14:45 | En het is geschied, als de veertig dagen geëindigd waren, dat de Allerhoogste tot mij sprak, en zeide: Stel de eerste dingen, die gij geschreven hebt, in het openbaar voor, en laat deze de waardigen en onwaardigen lezen. | |
II E | DutSVVA | 14:46 | Maar de laatste zeventig boeken zult gij behouden, opdat gij die de wijzen onder het volk overlevert. | |