ESTHER
Chapter 11
Esth | NlCanisi | 11:1 | In het vierde jaar van de regering van Ptoleméus en Kléopatra brachten Dositéus, die zeide, dat hij priester en leviet was, met zijn zoon Ptoleméus deze brief over Poerim naar Egypte. Zij hebben verzekerd, dat hij echt was, en dat Lusímachus, de zoon van Ptoleméus uit Jerusalem hem had vertaald. | |
Esth | NlCanisi | 11:2 | In het tweede jaar der regering van den groten koning Achasjwerosj, op de eerste dag van Nisan, had een zekere Mordokai een droom Hij was de zoon van Jaïr, den zoon van Sjimi, zoon van Kisj, uit de stam van Benjamin; | |
Esth | NlCanisi | 11:3 | hij was een Jood, die in de stad Sjoesjan woonde, een man van aanzien, die aan het hof des konings diende, | |
Esth | NlCanisi | 11:4 | en behoorde tot de bannelingen, die Nabukodonosor, de koning van Babel, tegelijk met koning Jekonias van Juda, uit Jerusalem had weggevoerd. | |
Esth | NlCanisi | 11:5 | En dit was zijn droom: Er ontstond opeens een hevig lawaai; het donderde, de grond beefde en er kwam ontsteltenis over de aarde. | |
Esth | NlCanisi | 11:6 | Nu verschenen er twee grote draken, die luid brullend gereed stonden om elkaar te bestrijden. | |
Esth | NlCanisi | 11:7 | Hun gebrul vuurde alle volkeren aan tot de strijd, om het volk der rechtvaardigen te bekampen. | |
Esth | NlCanisi | 11:8 | Toen brak een dag van dikke duisternis aan; benauwdheid en verdrukking, rampen en grote verschrikking werden over de aarde uitgestort. | |
Esth | NlCanisi | 11:9 | Heel het rechtvaardige volk werd met ontzetting geslagen; want het vreesde het ergste, en bereidde zich op de ondergang voor. Maar toen riep het ook tot God; | |
Esth | NlCanisi | 11:10 | en zijn geroep groeide aan, zoals een klein, nietig beekje zwelt tot een grote, machtige waterstroom. | |
Esth | NlCanisi | 11:11 | Daarop werd het licht en de zon ging op; de vernederden werden verheven en verzwolgen hen die in aanzien stonden. | |