Site uses cookies to provide basic functionality.

OK
ESTHER
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Prev Up Next Toggle notes
Chapter 15
Esth NlCanisi 15:2  Hij moest haar zeggen: Herinner u de tijd, dat het u slecht ging, en hoe gij door mij werdt gevoed; want Haman, de eerste na de koning, heeft een doodvonnis tegen ons uitgelokt.
Esth NlCanisi 15:3  Roep dus den Heer aan, en spreek voor ons bij den koning, opdat wij van die dood worden gered.
Esth NlCanisi 15:4  De derde dag hield zij op met bidden, legde haar boetekleed af, en trok haar kostbare gewaden weer aan.
Esth NlCanisi 15:5  Toen riep zij in haar prachtgewaad nogmaals den alzienden God en Redder aan, en nam twee vertrouwde meisjes mee;
Esth NlCanisi 15:7  en de andere volgde haar, om de sleep van haar kleed op te houden.
Esth NlCanisi 15:8  Zij was stralend in haar blozende schoonheid, en ofschoon haar hart ineenkromp van vrees, was haar gelaat beminnelijk en blij.
Esth NlCanisi 15:9  Toen zij alle deuren was doorgegaan, stond zij voor den koning stil. Deze zat in vol ornaat op zijn koninklijke troon, en boezemde door de schittering van goud en edelstenen groot ontzag in.
Esth NlCanisi 15:10  Vol majesteit hief hij het hoofd omhoog, en zag uiterst streng en verstoord voor zich uit. De koningin wankelde en verbleekte van schrik, en leunde om steun op de schouder van de trouwe dienares, die haar vergezelde.
Esth NlCanisi 15:11  Maar nu vertederde God het gemoed van den koning. Hij sprong angstig van zijn troon, en ving haar op in zijn armen, totdat ze weer bijkwam. Hij sprak haar liefdevol toe en zeide:
Esth NlCanisi 15:12  Wat is er Ester? Ik ben uw broeder; wees maar gerust,
Esth NlCanisi 15:13  gij behoeft niet te sterven; want ons gebod geldt alleen voor het gewone volk.
Esth NlCanisi 15:15  En hij nam de gouden schepter, legde die op haar hals en kuste haar. Toen zeide hij: Spreek maar gerust.
Esth NlCanisi 15:16  En zij antwoordde: Ik zag u, heer, als waart gij een engel Gods, en ik raakte van streek uit vrees voor uw glorie.
Esth NlCanisi 15:17  Want heer, gij zijt wonderbaar schoon, en uw gelaat is stralend van majesteit!
Esth NlCanisi 15:19  Nu schrok de koning nog meer, en heel zijn hofhouding trachtte haar bij te brengen.