Site uses cookies to provide basic functionality.

OK
ZECHARIAH
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Prev Up Next Toggle notes
Chapter 11
Zech NlCanisi 11:1  Libanon, open uw poorten, Opdat het vuur uw ceders verteert;
Zech NlCanisi 11:2  Jammer, cypres, want de ceder is gevallen, De machtigen liggen geveld; Huilt, gij eiken van Basjan, Want het ondoordringbare woud ligt tegen de grond!
Zech NlCanisi 11:3  Hoor, het klagen der herders, Want hun lustoord is vernield; Hoor, het brullen der leeuwen, Want de pracht van de Jordaan ligt verwoest!
Zech NlCanisi 11:4  Zo spreekt Jahweh, mijn God! Weid de schapen, ter slachting bestemd;
Zech NlCanisi 11:5  die de kopers straffeloos doden; waarvan de verkopers zeggen: Geprezen zij Jahweh, ik ben er rijk mee geworden; waarmee de herders geen medelijden hebben.
Zech NlCanisi 11:6  Want Ik zal de bewoners van het land niet meer sparen, is de godsspraak van Jahweh; neen, Ik lever al die lieden aan hun herder over, en aan hun verkoper; die zullen het land verdrukken, en Ik zal ze niet uit hun greep verlossen.
Zech NlCanisi 11:7  Zo werd ik de herder der kudde, ter slachting bestemd, voor de schapenkopers. Ik koos mij twee herdersstokken uit; de ene noemde ik: "Goedheid", de andere: "Band". Toen begon ik de kudde te weiden.
Zech NlCanisi 11:8  In één maand liet ik de drie herders verdwijnen. Toen werd ik ook met de schapen ongeduldig, en zij kregen afkeer van mij.
Zech NlCanisi 11:9  En ik sprak: Ik weid u niet meer; laat sterven wat dood moet, verdwijnen wat weg moet, en de rest kan elkander verslinden!
Zech NlCanisi 11:10  Ik nam dus mijn stok "Goedheid", en brak hem aan stukken, om het verbond te verbreken, dat ik met heel het volk had gesloten.
Zech NlCanisi 11:11  Op diezelfde dag werd het verbroken; en de schapenkopers, die acht op mij sloegen, begrepen, dat het een woord van Jahweh was.
Zech NlCanisi 11:12  Ik zeide hun: Zo het u goeddunkt, geef me mijn loon; zo niet, dan kunt ge het laten. Zij gaven mij dertig zilverlingen als loon.
Zech NlCanisi 11:13  Maar Jahweh zeide tot mij: Werp het weg voor den pottenbakker; een mooie prijs, waarop gij door hen wordt geschat! Ik nam dus de dertig zilverlingen, en wierp ze in het huis van Jahweh voor den pottenbakker.
Zech NlCanisi 11:14  Vervolgens brak ik mijn tweede stok "Band" in stukken: om de broederschap tussen Juda en Israël te verbreken.
Zech NlCanisi 11:15  Nu sprak Jahweh tot mij: Rust u nu uit als een dwaze herder!
Zech NlCanisi 11:16  Want zie, Ik ga over het land een herder stellen, die niet omziet naar wat verdwijnt, het ver-verstrooide niet opzoekt, het gewonde niet heelt, het gezonde niet voedt, maar het vlees verslindt van de vetten, en hun de poten breekt.
Zech NlCanisi 11:17  Maar wee dien dwazen herder van Mij, die de schapen verlaat! Het zwaard zal zijn arm en rechteroog treffen; zijn arm zal verdorren, zijn rechteroog wordt helemaal blind.