Site uses cookies to provide basic functionality.

OK
JUDITH
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Prev Up Next Toggle notes
Chapter 15
Judi DutSVVA 15:1  En als die in de tenten waren dat hoorden, ontzetten zij zich over hetgeen geschied was, en vrees en beving viel op hen.
Judi DutSVVA 15:2  En daar was geen mens die staande bleef voor het aanschijn zijns naasten, maar liepen weg, en vluchtten gezamenlijk op alle wegen van het vlakke veld, en van het gebergte; en die zich gelegerd hadden op het gebergte rondom Bethulië, werden ook op de vlucht gebracht.
Judi DutSVVA 15:3  En toen vielen tegen hen uit alle strijdbare mannen van de kinderen Israëls.
Judi DutSVVA 15:4  En Ozias zond naar Bethomasthem en Bebaï, en Chebaï, en Chela, en in alle landpalen van Israël, die boodschappen zonden hetgeen er geschied was, opdat zij allen op de vijanden zouden uitvallen, om hen uit te roeien.
Judi DutSVVA 15:5  Als nu de kinderen Israëls zulks gehoord hadden, vielen zij allen eendrachtiglijk op hen aan en sloegen hen tot Choba toe; desgelijks ook die van Jeruzalem daar gekomen waren, en uit het ganse gebergte, want zij boodschapten hun wat het leger van hun vijanden overkomen was.
Judi DutSVVA 15:6  [15:6] En die van Gileäd en van Galilea sloegen hen met een grote slachting, totdat zij voorbij Damaskus en haar landpalen gekomen zijn, [15:7] De anderen nu, die te Bethulië woonden, vielen in het leger der Assyriërs en beroofden hen, en verrijkten zich daarbij zeer.
Judi DutSVVA 15:7  [15:8] En de kinderen Israëls wedergekeerd zijnde van de slag, vermeesterden de overigen; en de vlekken en de steden in het gebergte en op het vlakke veld kregen veel buit, want daar was een zeer grote menigte.
Judi DutSVVA 15:8  [15:9] En Joachim, de hogepriester, en de raad van de kinderen Israëls, die te Jeruzalem hun woning hadden, kwamen om te aanschouwen het goede dat God Israël gedaan had, en om Judith te zien, en met haar vreedzaam te spreken.
Judi DutSVVA 15:9  [15:10] En als zij tot haar inkwamen, zegenden zij haar allen eendrachtig, en zeiden tot haar:
Judi DutSVVA 15:10  [15:11] Gij zijt de verhoging Israëls, gij zijt een grote heerlijkheid Israëls. Gij zijt een grote roem van ons geslacht. Gij hebt dit alles gedaan door uw hand. Gij hebt aan Israël goed gedaan, en God hebbe een welgevallen daaraan. Zijt gezegend voor de Almachtige Here, ten eeuwigen tijde, en al het volk zeide: Het zij alzo!
Judi DutSVVA 15:11  [15:12] En al het volk plunderde het leger, dertig dagen lang. [15:13] En zij gaven aan Judith de tent van Holofernes, en al het zilverwerk, en de bedden, en de bekkens, en al zijn huisraad, en zij nam het aan, en zij legde het op haar muilezel en zij spande haar wagens in, en zij laadde dat op dezelve.
Judi DutSVVA 15:12  [15:14] En al de vrouwen Israëls liepen te zamen om haar te zien, en zij zegenden haar, en zij maakten zich een rei uit haar midden.
Judi DutSVVA 15:13  [15:15] En nam groene takken in haar handen, en gaf ook de vrouwen die bij haar waren, en zij kroonden zich en degenen, die bij haar waren met olijftakken. En zij ging voor het ganse volk in de rei, leidende al de vrouwen, en alle mannen Israëls volgden gewapend met kransen, en met lofzangen in hun monden.