NlCanisius1939 - II Thessalonians - 3

3:1  Verder, broeders, bidt voor ons, opdat het woord des Heren voort mag ijlen, en verheerlijkt mag worden als onder u;

3:2  ook dat we verlost mogen worden van onbetamelijke en slechte mensen; want niet allen bezitten het geloof.

3:3  De Heer is getrouw; Hij zal u sterken, en u voor het kwade bewaren.

3:4  Daarenboven vertrouwen we van u in den Heer, dat gij doet, wat we bevelen, en dat gij het ook zult blijven doen.

3:5  En de Heer neige uw harten tot de liefde voor God en tot de verwachting van Christus.

3:6  Broeders, in de naam van den Heer Jesus Christus drukken we u op het hart, u terug te trekken van elken broeder, die ongeregeld leeft, niet naar de overlevering, die gij van ons hebt ontvangen.

3:7  Zelf weet gij toch wel, hoe gij ons navolgen moet. Want we hebben onder u niet ongeregeld geleefd.

3:8  We hebben niemands brood om niet gegeten, maar nacht en dag gearbeid in zwoegen en slaven, om niemand van u tot last te zijn;

3:9  niet alsof we geen recht er op hadden, maar om onszelf aan u als voorbeeld ter navolging te stellen.

3:10  Bovendien, toen we bij u waren, hebben we u toch voorgehouden, dat wie niet werken wil, ook niet ete.

3:11  En nu horen we toch, dat sommigen onder u een ongeregeld leven leiden, zich niet druk maken, maar wel veel drukte.

3:12  Hen gebieden en vermanen we in den Heer Jesus Christus, om rustig te werken en hun eigen brood te eten.

3:13  En gij broeders, wordt niet moede, het goede te doen.

3:14  Zo iemand niet luistert naar ons woord in deze brief, tekent Hem aan en gaat niet met hem om, opdat hij beschaamd moge staan.

3:15  Toch moet ge hem niet als uw vijand beschouwen, maar als een broeder vermanen.

3:16  De Heer van de vrede, Hij geve u de vrede altijd en in alles. De Heer zij met u allen!

3:17  De groet is van mijn eigen hand: Paulus. Dit is het teken bij iedere brief; zo schrijf ik:

3:18  De genade van onzen Heer Jesus Christus zij met u allen.