ESTHER
Chapter 14
Esth | NlCanisi | 14:2 | Ze legde haar prachtige gewaden af, trok een rouw- en boetekleed aan en strooide haar hoofd, dat anders met kostbare balsem gezalfd was, vol as en stof; ze kastijdde haar lichaam, en bedekte haar schoon en vreugdig gelaat geheel met haar loshangend haar. | |
Esth | NlCanisi | 14:3 | En ze bad tot den Heer, Israëls God: Heer, Gij alleen zijt onze Koning! Help mij, want ik ben verlaten, en heb geen anderen helper dan U, | |
Esth | NlCanisi | 14:5 | Van kindsbeen af heb ik gehoord bij mijn vaderlijke stam, dat Gij Israël uit alle volkeren hebt uitverkoren, o Heer, en onder al hun voorvaderen onze stamouders tot een eeuwig erfdeel hebt aangenomen, en dat Gij uw beloften jegens hen hebt gehouden. | |
Esth | NlCanisi | 14:6 | Maar nu hebt Gij ons aan onze vijanden overgeleverd, omdat wij tegen U hebben gezondigd, | |
Esth | NlCanisi | 14:8 | Doch nu zijn ze niet tevreden met onze bittere slavernij, maar hebben ze zich tegenover hun goden door handslag verplicht, | |
Esth | NlCanisi | 14:9 | om uw belofte te verijdelen en uw erfdeel uit te roeien, om de mond te stoppen van hen, die U loven, en de glorie van uw tempel en uw altaar te doen verbleken, | |
Esth | NlCanisi | 14:10 | om de mond der heidenen te openen voor de verheerlijking van waangoden, en een vleselijken koning als onsterfelijk te vereren. | |
Esth | NlCanisi | 14:11 | Heer, sta uw schepter niet af aan wezens die niet bestaan, en laat niet toe, dat men zich vrolijk maakt over onze ondergang. Maak, dat hun plan zich tegen henzelf keert, en stel hem aan de kaak, die tegen ons is begonnen! | |
Esth | NlCanisi | 14:12 | Wees ons indachtig, o Heer, en openbaar U in de tijd van onze verdrukking. Koning der goden, heerser over alle macht, geef mij moed; | |
Esth | NlCanisi | 14:13 | leg mij passende woorden in de mond bij den leeuw, en leg hem haat in het hart tegen onzen bestrijder, opdat hij omkome met zijn trawanten. | |
Esth | NlCanisi | 14:14 | Red ons door uw hand, en help mij, o Heer; want ik ben alleen, en heb niemand dan U. | |
Esth | NlCanisi | 14:15 | Het is U, die alles weet, bekend, dat ik de glorie der goddelozen steeds haatte, en dat ik de sponde der onbesnedenen en van alle vreemden verafschuw. | |
Esth | NlCanisi | 14:16 | Gij kent de dwang, waarin ik verkeer, en weet, hoe ik het teken mijner verheffing, dat ik in het publiek op mijn hoofd moet dragen, verafschuw; ik veracht het als een stondendoek, en draag het nooit, wanneer ik alleen ben. | |
Esth | NlCanisi | 14:17 | Ook heeft uw dienares nog nooit aan de tafel van Haman gegeten, geen maaltijd van den koning eer aangedaan en geen offerwijn gedronken. | |
Esth | NlCanisi | 14:18 | Sinds de dag, dat men mij hierheen heeft gebracht tot heden toe, heeft uw dienares in niets behagen gehad dan in U, o Heer, God van Abraham. | |