EZEKIEL
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
Chapter 30
Ezek | DutSVVA | 30:3 | Want de dag is nabij, ja, de dag des Heeren is nabij, een wolkige dag, het zal der heidenen tijd zijn. | |
Ezek | DutSVVA | 30:4 | En het zwaard zal komen in Egypte, en er zal grote smart zijn in Morenland, als de verslagenen zullen vallen in Egypte; want zij zullen derzelver menigte wegnemen, en haar fondamenten zullen verbroken worden. | |
Ezek | DutSVVA | 30:5 | Morenland, en Put, en Lud, en al de gemengde hoop, en Cub, en de kinderen van het land des verbonds zullen met hen vallen door het zwaard. | |
Ezek | DutSVVA | 30:6 | Zo zegt de Heere: Ja, zij zullen vallen, die Egypte ondersteunen, en de hovaardij harer sterkte zal nederdalen; van den toren van Syene af zullen zij daarin door het zwaard vallen, spreekt de Heere Heere. | |
Ezek | DutSVVA | 30:7 | En zij zullen verwoest worden in het midden der verwoeste landen; en haar steden zullen zijn in het midden der verwoeste steden. | |
Ezek | DutSVVA | 30:8 | En zij zullen weten, dat Ik de Heere ben, als Ik een vuur in Egypte zal hebben gelegd, en al haar helpers zullen verbroken worden. | |
Ezek | DutSVVA | 30:9 | Te dien dage zullen er boden van voor Mijn aangezicht in schepen uitvaren, om het zorgeloze Morenland te verschrikken; en er zal grote smart bij hen zijn, als in den dag van Egypte; want ziet, het komt aan! | |
Ezek | DutSVVA | 30:10 | Zo zegt de Heere Heere: Ja, Ik zal de menigte van Egypte doen ophouden, door de hand van Nebukadrezar, den koning van Babel. | |
Ezek | DutSVVA | 30:11 | Hij, en zijn volk met hem, de tirannigste der heidenen zullen aangevoerd worden, om het land te verderven; en zij zullen hun zwaarden tegen Egypte uittrekken, en het land met verslagenen vervullen. | |
Ezek | DutSVVA | 30:12 | En Ik zal de rivieren tot droogte maken, en het land verkopen in de hand der bozen; en Ik zal het land met zijn volheid verwoesten door de hand der vreemden: Ik, de Heere, heb het gesproken. | |
Ezek | DutSVVA | 30:13 | Zo zegt de Heere Heere: Ik zal ook de drekgoden verdoen, en de nietige afgoden doen ophouden uit Nof; en er zal geen vorst meer zijn uit Egypteland; en Ik zal een vreze in Egypteland stellen. | |
Ezek | DutSVVA | 30:14 | En Ik zal Pathros verwoesten, en een vuur leggen in Zoan; en Ik zal gerichten oefenen in No. | |
Ezek | DutSVVA | 30:15 | En Ik zal Mijn grimmigheid uitgieten over Sin, de sterkte van Egypte; en Ik zal de menigte van No uitroeien. | |
Ezek | DutSVVA | 30:16 | En Ik zal een vuur in Egypte leggen; Sin zal zeer grote pijn hebben, en No zal gespleten worden, en Nof zal dagelijks zeer bang zijn. | |
Ezek | DutSVVA | 30:17 | De jongelingen van Aven en Pibeseth zullen door het zwaard vallen, en de dochters zullen gaan in de gevangenis. | |
Ezek | DutSVVA | 30:18 | En te Tachpanhes zal de dag verduisterd worden , als Ik het juk van Egypte aldaar zal verbreken, en de hovaardij harer sterkte in haar zal ophouden; haar zal een wolk bedekken, en haar dochters zullen gaan in de gevangenis. | |
Ezek | DutSVVA | 30:19 | Alzo zal Ik gerichten oefenen in Egypte; en zij zullen weten, dat Ik de Heere ben. | |
Ezek | DutSVVA | 30:20 | Ook gebeurde het in het elfde jaar, in de eerste maand, op den zevenden der maand, dat het woord des Heeren tot mij geschiedde, zeggende: | |
Ezek | DutSVVA | 30:21 | Mensenkind! Ik heb den arm van Farao, den koning van Egypte, verbroken; en ziet, hij zal niet verbonden worden, met pleisters op te leggen, met een windeldoek aan te doen, om dien te verbinden, om dien te sterken, dat hij het zwaard houde. | |
Ezek | DutSVVA | 30:22 | Daarom zegt de Heere Heere alzo: Ziet, Ik wil aan Farao, den koning van Egypte, en zal zijn armen verbreken, beide den sterken en den verbrokenen; en Ik zal het zwaard uit zijn hand doen vallen. | |
Ezek | DutSVVA | 30:23 | En Ik zal de Egyptenaars verstrooien onder de heidenen, en zal hen verspreiden in de landen. | |
Ezek | DutSVVA | 30:24 | En Ik zal de armen des konings van Babel sterken, en Mijn zwaard in zijn hand geven; maar Farao’s armen zal Ik verbreken, dat hij voor zijn aangezicht zal kermen, gelijk een dodelijk verwonde kermt. | |
Ezek | DutSVVA | 30:25 | Ja, Ik zal de armen des konings van Babel sterken, maar Farao’s armen zullen daarhenen vallen; en zij zullen weten, dat Ik de Heere ben, als Ik Mijn zwaard in de hand des konings van Babel zal hebben gegeven, en hij datzelve over Egypteland zal hebben uitgestrekt. | |