TOBIT
Chapter 7
Tobi | NlCanisi | 7:2 | Toen Raguël nu Tobias goed aankeek, zei hij tot Anna, zijn vrouw: Wat lijkt die jongeman op mijn neef! | |
Tobi | NlCanisi | 7:3 | Daarom vroeg hij: Waar komt gij vandaan, jonge mannen, onze broeders? Zij antwoordden: Wij zijn uit de stam van Neftali, en behoren tot de ballingen van Ninive. | |
Tobi | NlCanisi | 7:5 | En toen Raguël nu veel goeds over hem begon te vertellen, sprak de engel tot hem: Die Tobit, naar wien gij vraagt, is zijn vader. | |
Tobi | NlCanisi | 7:6 | Toen sprong Raguël op en kuste hem onder tranen; wenend viel hij hem om de hals en riep uit: | |
Tobi | NlCanisi | 7:7 | Wees gezegend, mijn zoon; want gij zijt het kind van een goed en voortreffelijk man. | |
Tobi | NlCanisi | 7:9 | Nadat zij waren uitgesproken, liet Raguël een ram slachten en een feestmaal bereiden. Maar toen hij hen uitnodigde, zich aan tafel te zetten, | |
Tobi | NlCanisi | 7:10 | sprak Tobias: Ik eet of drink hier niet vandaag, vóórdat gij mijn verzoek hebt ingewilligd en mij belooft, Sara, uw dochter, te geven. | |
Tobi | NlCanisi | 7:11 | Toen Raguël dat hoorde, werd hij dodelijk verschrikt; want hij wist, wat die zeven mannen was overkomen, die bij haar waren binnengegaan; daarom beving hem de vrees, dat ook hem wellicht hetzelfde zou overkomen. Daar hij dus aarzelde en op die vraag maar geen antwoord gaf, | |
Tobi | NlCanisi | 7:12 | sprak de engel hem toe: Wees niet bevreesd, haar aan hem hier te geven; want omdat hij God vreest, is uw dochter voor hem tot vrouw bestemd; daarom juist kon geen ander haar bezitten. | |
Tobi | NlCanisi | 7:13 | Toen sprak Raguël: Nu weet ik zeker, dat God mijn gebeden en mijn tranen voor zijn aanschijn heeft aanvaard. | |
Tobi | NlCanisi | 7:14 | En ik ben er van overtuigd, dat Hij u daarom tot mij heeft gezonden, opdat zij in de echt verbonden zou worden met haar bloedverwant, zoals de wet van Moses dat eist; twijfel er daarom niet aan, ik geef haar aan u. | |
Tobi | NlCanisi | 7:15 | Toen nam hij de rechterhand van zijn dochter, legde die in de rechterhand van Tobias, en sprak: De God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob zij met u, en Hij verenige u; moge Hij zijn zegen ten volle over u uitstorten! | |
Tobi | NlCanisi | 7:18 | Intussen riep Raguël zijn vrouw Anna binnen, en zeide haar, de andere kamer gereed te maken. | |