Site uses cookies to provide basic functionality.

OK
WISDOM
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
Prev Up Next Toggle notes
Chapter 17
Wisd NlCanisi 17:1  Ja, groot zijn uw gerichten, en niet te doorgronden; Daarom vervielen die kortzichtige mensen in dwaling.
Wisd NlCanisi 17:2  Want die goddelozen meenden, het heilige volk te verdrukken; Maar in duisternis gebonden, in lange nacht gekluisterd, Lagen ze onder eigen dak gevangen, Verstoken van de eeuwige Voorzienigheid.
Wisd NlCanisi 17:3  Want terwijl ze zich verborgen waanden met hun heimelijke zonden. Onder een donkere sluier van vergetelheid, Werden ze uiteengejaagd en hevig beangstigd, Door allerlei schrikbeelden ontsteld;
Wisd NlCanisi 17:4  De schuilhoek, die hen verborg, behoedde hen niet voor vrees, Maar angstige geluiden drongen van alle kant tot hen door, En sombere spoken doemden op met trieste gezichten.
Wisd NlCanisi 17:5  Geen vuur had kracht genoeg, om licht te geven; Zelfs de sterren met haar helder geflikker Konden die sombere nacht niet verlichten.
Wisd NlCanisi 17:6  Slechts een vuur, dat van zelf ontstond, gaf hun af en toe licht; Dan schrokken zij op, maar als dat licht weer verdween, Leek hun, wat zij hadden gezien, nog erger.
Wisd NlCanisi 17:7  Daar lagen nu de listen van hun toverkunst; Het pochen op hun kennis liep uit op schande.
Wisd NlCanisi 17:8  Want zij, die angst en vrees uit zieken beloofden te bannen, Waren nu zelf ziek van belachelijke angst.
Wisd NlCanisi 17:9  Want als er niets angstigs was, dat hen verschrikte, Dan werden ze opgejaagd door het kruipen van wormen Of het sissen van slangen, en stierven van angst, En durfden niet kijken naar de lucht, die men nergens ontloopt.
Wisd NlCanisi 17:10  Want de boosheid toont zich laf en veroordeelt zichzelf; Altijd ducht ze gevaren, door het eigen geweten gekweld.
Wisd NlCanisi 17:11  Vrees toch is niets anders dan het prijsgeven Van de hulpmiddelen, die het overleg ons kan bieden.
Wisd NlCanisi 17:12  En al is soms inwendig de angst niet zo groot, Men voelt hem erger, als men de oorzaak der kwelling niet kent.
Wisd NlCanisi 17:13  Anderen weer, die in de werkelijk ondragelijke nacht, Welke uit de boezem van de ondragelijke hel was ontglipt, In hun gewone sluimer lagen gedompeld,
Wisd NlCanisi 17:14  Werden ofwel door wonderlijke beelden gepijnigd, Of door vertwijfeling verlamd, Of door een plotselinge en onverwachte angst overvallen.
Wisd NlCanisi 17:15  Zo zonk toen iedereen neer, waar hij was, Gevangen en opgesloten in een kerker zonder boeien.
Wisd NlCanisi 17:16  Want of hij landman was of herder, Of werkman, zwoegend in de eenzaamheid: Onverhoeds werd hij door de onafwendbare ramp overvallen; Door dezelfde boeien van duisternis werden allen gekneveld.
Wisd NlCanisi 17:17  En was het nu het suizen van de wind, Of het zoet gekweel van vogels op lommerrijke takken, Of het bruisen van onstuimig stromend water, Of het donderend geraas van neervallende stenen,
Wisd NlCanisi 17:18  Of het onzichtbare lopen van huppelende dieren, Of het luid gehuil van brullende wilde beesten, Of een echo, die weerkaatste tegen de helling der bergen: Het sloeg ze lam van schrik.
Wisd NlCanisi 17:19  Want terwijl heel de wereld straalde in helder licht, En ongestoord zich bezighield met allerlei werk,
Wisd NlCanisi 17:20  Lag over hen alleen een donkere nacht gespreid: Een beeld der duisternis, die hen eens zal opnemen. Toch hadden ze meer last van zichzelf dan van de duisternis.