WISDOM
Chapter 8
Wisd | NlCanisi | 8:1 | Haar kracht strekt zich uit van het ene eind tot het andere, Zij is het, die alles ten beste beschikt. | |
Wisd | NlCanisi | 8:2 | Ik had haar lief en zocht haar sinds mijn jeugd, Zocht haar te winnen als bruid; Want ik werd verliefd op haar schoonheid. | |
Wisd | NlCanisi | 8:3 | Zij roemt haar edele afkomst; Want zij leeft in gemeenschap met God, En Hij, die de Heer is van alles, bemint haar. | |
Wisd | NlCanisi | 8:5 | Als rijkdom een begerenswaardig bezit is in het leven, Wat is er rijker dan de wijsheid, die alles bewerkt; | |
Wisd | NlCanisi | 8:7 | Heeft iemand de gerechtigheid lief, Heel haar streven is op deugden gericht; Want zij leert matigheid en voorzichtigheid, Rechtvaardigheid en sterkte; En niets bestaat er, dat nuttiger is Voor den mens in zijn leven. | |
Wisd | NlCanisi | 8:8 | Wanneer iemand streeft naar rijke ervaring, Zij kent het verleden en doorziet de toekomst; Zij verstaat de zin van spreuken, En de oplossing van raadsels; Wonderen en tekenen kent zij te voren Met de lotgevallen van tijden en eeuwen. | |
Wisd | NlCanisi | 8:9 | Ik besloot dus, haar te nemen als levensgezellin, Wetend. dat zij mij het goede zal raden, En zal troosten in zorgen en smart. | |
Wisd | NlCanisi | 8:10 | Door haar zal ik roem verwerven bij het volk, En eer bij de oudsten, ofschoon ik nog jong ben. | |
Wisd | NlCanisi | 8:11 | Bij het rechtspreken zal ik scherpzinnig zijn, En bewondering vinden in het oog van de vorsten. | |
Wisd | NlCanisi | 8:12 | Zwijg ik, dan zullen ze wachten, Als ik spreek, aandachtig luisteren; En al voer ik nog langer het woord, Ze leggen de hand op hun mond. | |
Wisd | NlCanisi | 8:13 | Door haar zal ik onsterfelijkheid verwerven, Een eeuwig aandenken achterlaten bij wie na mij komen. | |
Wisd | NlCanisi | 8:15 | Gevreesde tyrannen zullen met schrik van mij horen; Bij mijn volk zal ik goed zijn, En dapper in de krijg. | |
Wisd | NlCanisi | 8:16 | Als ik terugkeer naar huis, bij haar vind ik rust; Want de omgang met haar heeft nimmer iets bitters, En met haar verkeren geeft nimmer verdriet, Maar vreugde en blijdschap. | |
Wisd | NlCanisi | 8:17 | Omdat ik dit bij mijzelf bedacht, En overwoog in mijn hart: Dat er onsterfelijkheid ligt in het gezelschap der wijsheid, | |
Wisd | NlCanisi | 8:18 | En edel genot in haar vriendschap, Onuitputtelijke rijkdom in het werk van haar handen, Doorzicht in de innige omgang met haar, En roem in het deelnemen aan haar gesprekken: Daarom zocht ik overal rond, hoe haar tot mij te nemen. | |
Wisd | NlCanisi | 8:19 | Ik was een knaap van schone gestalte, En ik had een voortreffelijke ziel ontvangen; | |