ISAIAH
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
Chapter 24
Isai | NlCanisi | 24:1 | Zie, Jahweh ontvolkt En vernielt de aarde; Hij keert haar onderstboven, Verstrooit haar bewoners! | |
Isai | NlCanisi | 24:2 | Het zal den priester vergaan als het volk, Den slaaf als zijn meester, Slavin als gebiedster, Verkoper als koper, Borger als lener, Schuldeiser als schuldenaar. | |
Isai | NlCanisi | 24:3 | Ja, de aarde wordt geheel ontvolkt, En schoongebezemd heel en al; Want Jahweh heeft het gezegd, Dit woord gesproken. | |
Isai | NlCanisi | 24:4 | De aarde treurt en verkwijnt, De wereld verwelkt en versmacht, De hemel vergaat met de aarde. | |
Isai | NlCanisi | 24:5 | Want de aarde is onder haar bewoners bezoedeld: Ze hebben de wet overtreden, de geboden verkracht, Verbroken het eeuwig verbond. | |
Isai | NlCanisi | 24:6 | Daarom verslindt de vervloeking de aarde, En moeten haar bewoners het boeten; De bewoners der aarde worden verteerd, Weinig mensen blijven er over. | |
Isai | NlCanisi | 24:8 | Het gejubel der pauken verstomt, Weg is het vrolijk gejoel, het juichen der citers; | |
Isai | NlCanisi | 24:12 | In de steden zijn enkel puinhopen over, De poorten liggen vertrapt en verbrijzeld. | |
Isai | NlCanisi | 24:13 | Ja, zó zal het wezen op aarde Te midden der volken: Als na het afslaan van de olijven, Als bij ‘t nalezen op het eind van de oogst! | |
Isai | NlCanisi | 24:14 | Dan zal men jubelen, En de grootheid van Jahweh bezingen! Men juicht in het westen, | |
Isai | NlCanisi | 24:15 | Tot aan de grens van het oosten: Brengt eer aan Jahweh Op de kusten der zee, Aan de Naam van Jahweh, Israëls God! | |
Isai | NlCanisi | 24:16 | En van het einde der aarde horen wij zingen: Glorie den vrome! Maar er wordt ook geroepen: Ik ben verloren, Wee mij, verloren! De afvalligen vallen, De verraders storten verraderlijk neer. | |
Isai | NlCanisi | 24:18 | Wie de verschrikking ontvlucht, Hij valt in de kuil; Wie de kuil nog ontsnapt, Wordt in de strikken gevangen! Ja, de sluizen des hemels Staan boven al open. De fundamenten der aarde worden geschokt; | |
Isai | NlCanisi | 24:20 | Waggelt als een beschonkene, Sliert heen en weer als een hangmat. Haar misdaden drukken haar neer, Ze valt, en staat niet meer op. | |
Isai | NlCanisi | 24:21 | Op die dag zal Jahweh bestraffen Het hemels heir in de lucht, Met de vorsten der wereld op aarde. | |
Isai | NlCanisi | 24:22 | Ze worden gebonden, gesperd in een kuil, In een kerker gevangen, Voor lange tijden gestraft! | |