ISAIAH
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
Chapter 10
Isai | NlCanisi | 10:2 | Om de zwakken hun eis te onthouden, De armen onder mijn volk van hun recht te beroven; Om de weduwen tot hun prooi te maken, En de wezen te plunderen. | |
Isai | NlCanisi | 10:3 | Wat zult ge doen op de dag der vergelding, Bij de storm, die dreigt uit de verte; Tot wien zult ge vluchten om hulp, Waar uw rijkdommen laten, | |
Isai | NlCanisi | 10:4 | Wanneer gij u in boeien kromt, Of neerligt onder de doden? Maar toch bedaart zijn gramschap niet, Zijn hand blijft tegen hen uitgestrekt! | |
Isai | NlCanisi | 10:5 | Wee! Assjoer is de roede van mijn toorn, In zijn hand ligt de stok van mijn woede! | |
Isai | NlCanisi | 10:6 | Tegen een goddeloze natie zond Ik hem uit, Tegen het volk van mijn gramschap riep Ik hem op; Om het leeg te plunderen en buit te maken, Om het te vertrappen als slijk op de straten. | |
Isai | NlCanisi | 10:7 | Maar zó bedoelt hij het niet, Zó meent hij het niet; Zijn opzet is enkel: vernielen, Talloze naties verdelgen! | |
Isai | NlCanisi | 10:10 | Waarachtig, ik heb op koninkrijken Mijn hand kunnen leggen, Wier goden en beelden veel talrijker waren Dan die van Jerusalem en Samaria. | |
Isai | NlCanisi | 10:11 | En wat ik met Samaria en zijn goden heb gedaan, Zou ik dat met Juda en zijn beelden niet doen? | |
Isai | NlCanisi | 10:12 | Wanneer de Heer heel zijn werk heeft volbracht Aan de berg Sion en Jerusalem, Dan zal Hij de hoogmoed van Assjoers koning vergelden, En de verwaande trots van zijn ogen. | |
Isai | NlCanisi | 10:13 | Hij zegt: Ik heb het gedaan door eigen kracht, Door eigen wijsheid was ik zo knap! Ik heb de grenzen der volken verlegd, Hun schatten geplunderd, machtige vorsten doen vallen. | |
Isai | NlCanisi | 10:14 | Als een vogelnestje hield ik De rijkdom der volken in mijn hand; Zoals men verlaten eieren raapt, Heb ik de hele aarde genomen; Niemand verroerde zijn vlerken, Deed zijn snavel open en piepte! | |
Isai | NlCanisi | 10:15 | Maar zal de bijl dan pochen Tegen wie er mee hakt; De zaag zich verheffen Tegen wie ze hanteert; Beweegt de roede hem die haar zwaait, Heft de stok hem, die geen stuk hout is, omhoog? | |
Isai | NlCanisi | 10:16 | Daarom zal de Heer, Jahweh der heirscharen, De tering zenden in zijn vet, En onder zijn lever een gloed ontsteken, Als het vuur van een brand. | |
Isai | NlCanisi | 10:17 | Dan wordt Israëls Licht een vuur, zijn Heilige een vlam, Die op één dag zijn doornen en distels geheel verbrandt; | |
Isai | NlCanisi | 10:18 | Die de pracht van zijn woud en zijn wijngaard verslindt, Ze vernielt met wortel en tak, zodat ze verkwijnen; | |
Isai | NlCanisi | 10:20 | Op die dag zullen zij, die van Israël zijn overgebleven, En die in het huis van Jakob zijn gespaard, Niet langer meer steunen Op hem, die ze sloeg; Maar steunen op Jahweh, Op Israëls Heilige, in oprechtheid des harten. | |
Isai | NlCanisi | 10:22 | Ja, al was uw volk weggevaagd, Israël, Als het zand aan de zee: Een rest bekeert zich tot Hem, Als de verdelging voltooid is. Weer zal de gerechtigheid stromen, | |
Isai | NlCanisi | 10:23 | Als vernieling en vonnis Door den Heer, door Jahweh der heirscharen, Over heel dit land is voltrokken! | |
Isai | NlCanisi | 10:24 | Daarom zó spreekt de Heer, Jahweh der heirscharen: Mijn volk, dat de Sion bewoont, Vrees Assjoer niet, al slaat hij u met de stok, En heft hij zijn roede tegen u op naar de trant van Egypte. | |
Isai | NlCanisi | 10:25 | Want enkel nog een korte tijd, Een ogenblik nog: Dan is mijn gramschap ten einde, En verniel Ik hem in mijn toorn. | |
Isai | NlCanisi | 10:26 | Dan zal Jahweh der heirscharen de gesel over hem zwaaien, Zoals Hij bij de rots van Oreb Midjan sloeg; Dan heft Hij zijn roede tegen hem op, Als over de zee en tegen Egypte. | |
Isai | NlCanisi | 10:27 | Op die dag zal het geschieden, Dat zijn last van uw schouder glijdt, Zijn juk van uw nek, Met de draagriem, vet van de olie! | |
Isai | NlCanisi | 10:28 | Daar komt hij bij Ajját, trekt Migron voorbij, Mikmas vertrouwt hij zijn legertros toe; | |
Isai | NlCanisi | 10:29 | Ze trekken de pas door, Slaan hun kamp op in Géba; Rama siddert van angst, Géba van Saul neemt de vlucht! | |
Isai | NlCanisi | 10:32 | Vandaag nog is hij in Nob; Hij balt zijn vuist al tegen de berg van Sions dochter, Tegen Jerusalems heuvel! | |
Isai | NlCanisi | 10:33 | Maar zie, daar slaat de Heer, Jahweh der heirscharen, De takken af met de bijl; De toppen worden gekapt, De kruinen komen omlaag; | |