PSALMS
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
Chapter 52
Psal | NlCanisi | 52:2 | De dwaas zegt bij zichzelf: "Er is geen God!" Slecht en schandelijk is zijn gedrag; Er is niemand, die het goede wil doen. | |
Psal | NlCanisi | 52:3 | God blikt uit de hemelen neer Op de kinderen der mensen: Om te zien, of er niet één verstandige is, Niet één, die God zoekt. | |
Psal | NlCanisi | 52:4 | Maar allen zijn ze afgedwaald, Allen even bedorven; Er is niemand, die het goede wil doen, Geen enkele zelfs. | |
Psal | NlCanisi | 52:5 | Worden de zondaars dan nimmer verstandig: Ze blijven mijn volk maar verslinden, En het brood van God wel eten, Maar zij roepen Hem niet aan. | |
Psal | NlCanisi | 52:6 | Maar dan zullen ze eens beven van angst, Want God zal hun gebeente verstrooien; Die u omsingelen, zult gij beschamen, Want God heeft ze verworpen. | |