PSALMS
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
Chapter 101
Psal | NlCanisi | 101:1 | Gebed van een ongelukkige, als de moed hem ontzinkt, en hij voor Jahweh zijn jammerklacht uitstort. | |
Psal | NlCanisi | 101:3 | Verberg voor mij uw aanschijn niet, Wanneer het mij bang wordt; Luister naar mij, als ik roep, En verhoor mij toch snel! | |
Psal | NlCanisi | 101:5 | Mijn hart is verdroogd en verdord als het gras, Want ik denk er niet aan, mijn brood nog te eten; | |
Psal | NlCanisi | 101:9 | Mijn vijanden houden niet op, mij te honen, En tegen mij te razen en te vloeken. | |
Psal | NlCanisi | 101:14 | Gij zult opstaan, en U over Sion ontfermen: Het is tijd, hem genadig te zijn; het uur is gekomen! | |
Psal | NlCanisi | 101:16 | Dan zullen de heidenen de Naam van Jahweh vrezen, Alle vorsten der aarde uw majesteit: | |
Psal | NlCanisi | 101:19 | Men schrijve dit op voor een volgend geslacht, Opdat het volk, door Jahweh herschapen, Hem zal prijzen: | |
Psal | NlCanisi | 101:20 | Als Jahweh weer neerziet Uit zijn heilige woning, En uit de hemel Weer neerblikt op aarde: | |
Psal | NlCanisi | 101:24 | Wel heeft Hij midden op mijn weg mijn krachten gebroken, En mijn dagen verkort; maar toch blijf ik bidden: | |
Psal | NlCanisi | 101:25 | Mijn God, neem mij niet weg op de helft mijner dagen; Uw jaren duren van geslacht tot geslacht. | |
Psal | NlCanisi | 101:26 | In den beginne hebt Gij de aarde gegrond, En de hemelen zijn het werk uwer handen! | |
Psal | NlCanisi | 101:27 | Zij zullen vergaan, maar Gij blijft; Als een kleed zullen zij allen verslijten. | |
Psal | NlCanisi | 101:28 | Gij verwisselt ze als een mantel, zij zullen verdwijnen; Maar Gij blijft dezelfde, en uw jaren nemen geen einde. | |