PSALMS
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
Chapter 100
Psal | NlCanisi | 100:2 | Op de wandel der vromen gaan dichten: Ach, mocht hij mijn deel zijn! Rein van hart wil ik leven Binnen mijn huis; | |
Psal | NlCanisi | 100:3 | Voor mijn ogen niets dulden Wat slecht is. Uitspatting haat ik, En neem er geen deel aan; | |
Psal | NlCanisi | 100:5 | Wie heimelijk zijn naaste belastert, Doe ik verstommen; De hoogmoedige blik en het trotse hart Kan ik niet uitstaan. | |
Psal | NlCanisi | 100:6 | Mijn ogen zijn gericht op de getrouwen in het land, Om ze bij mij te doen wonen; En wie een onberispelijk leven leidt, Mag mij dienen. | |
Psal | NlCanisi | 100:7 | Maar niemand blijft in mijn huis, Die zich schuldig maakt aan bedrog; En wie leugens spreekt, Houdt geen stand voor mijn ogen. | |