PSALMS
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
Chapter 9
Psal | NlCanisi | 9:4 | Want mijn vijanden hebben de vlucht moeten nemen, Ze zijn gestruikeld en kwamen om voor uw blik; | |
Psal | NlCanisi | 9:5 | Want Gij hebt mijn pleit en belangen behartigd, Als rechtvaardig Rechter uw troon bestegen. | |
Psal | NlCanisi | 9:6 | De heidenen hebt Gij bestraft, De goddelozen vernietigd, Zelfs hun naam uitgewist Voor altijd en immer. | |
Psal | NlCanisi | 9:7 | De vijanden werden tot zwijgen gebracht, Voor goed hun zwaarden gebroken; Hun steden hebt Gij verwoest, Zelfs de herinnering er aan ging verloren. | |
Psal | NlCanisi | 9:8 | Ziet, Jahweh troont in eeuwigheid, Houdt zijn rechterstoel voor het oordeel gereed; | |
Psal | NlCanisi | 9:10 | Zo bleef Jahweh een toevlucht voor de verdrukten, Een wijkplaats in tijden van nood; | |
Psal | NlCanisi | 9:11 | Die uw Naam kennen, mochten steeds op U hopen, Want nooit verliet Gij, die U zochten, o Jahweh! | |
Psal | NlCanisi | 9:14 | Jahweh, wees mij genadig; zie mijn ellende, door mijn haters berokkend, Trek mij omhoog uit de poorten des doods, | |
Psal | NlCanisi | 9:15 | Opdat ik overal uw lof mag verkonden, Om uw redding juichen in de poorten der dochter van Sion. | |
Psal | NlCanisi | 9:16 | De heidenen zinken weg in de kuil, die ze groeven, Hun voet is gevangen in het net, dat ze spanden; | |
Psal | NlCanisi | 9:17 | Jahweh heeft Zich doen kennen, en vonnis gewezen: De goddeloze ligt in zijn eigen daden verstrikt. | |
Psal | NlCanisi | 9:18 | Zó mogen ook de zondaars naar het dodenrijk varen, Alle heidenen, die God niet gedenken; | |
Psal | NlCanisi | 9:19 | Maar de arme worde niet eeuwig vergeten, De hoop der verdrukten niet altijd beschaamd. | |
Psal | NlCanisi | 9:20 | Sta op dan, Jahweh! Laat zich de mens niet vermeten, Maar laat de heidenen worden gericht voor uw aanschijn. | |
Psal | NlCanisi | 9:23 | Waarom zou de arme zich ergeren aan de trots van den boze, In de listen worden verstrikt, die hij spon? | |
Psal | NlCanisi | 9:25 | De zondaar trekt honend zijn neus op voor Jahweh, En denkt maar: "Hij straft niet; er is geen God!" | |
Psal | NlCanisi | 9:26 | Zijn wandel is altijd krom uw wetten gooit hij ver van zich af, En wie hem weerstaat, fluit hij uit; | |
Psal | NlCanisi | 9:27 | Hij zegt bij zich zelf: "Nooit zal ik wankelen; Van geslacht tot geslacht treft mij ongeluk noch vloek!" | |
Psal | NlCanisi | 9:29 | Hij legt zich in hinderlaag achter de heggen, Om heimelijk de onschuld te moorden. Zijn ogen begluren den zwakke, | |
Psal | NlCanisi | 9:30 | Hij ligt op de loer als een leeuw in zijn hol; Hij besluipt den ongelukkige, om hem te bespringen, Grijpt hem vast, en sleept hem weg in zijn net. | |
Psal | NlCanisi | 9:31 | Dan slaat hij hem neer, kromt zich over hem heen, En de ongelukkige valt in zijn klauwen. | |
Psal | NlCanisi | 9:32 | En hij zegt bij zich zelf: "God vergeet het! Hij verbergt zijn gelaat; Hij ziet het niet eens!" | |
Psal | NlCanisi | 9:34 | Waarom zou de booswicht God blijven honen, Bij zichzelf blijven zeggen: "Toch vergeldt Gij het niet!" | |
Psal | NlCanisi | 9:35 | Gij ziet toch het leed en de ellende; Gij blikt er op neer, om ze te wreken! De zwakke verlaat zich op U, En een wees hebt Gij altijd geholpen! | |
Psal | NlCanisi | 9:36 | Verbrijzel de arm van zondaar en boze; Vergeld hem zijn misdaad, laat ze niet ongestraft. | |
Psal | NlCanisi | 9:37 | Jahweh, wees Koning voor eeuwig en immer; Weg met de heidenen, weg uit zijn land! | |
Psal | NlCanisi | 9:38 | Hoor het smachtend verlangen der armen, o Jahweh; Luister naar de roep van hun hart: | |