EZEKIEL
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
Chapter 22
Ezek | DutSVV | 22:2 | Gij nu, mensenkind, zoudt gij der bloedstad recht geven? Zoudt gij ze recht geven? Ja, maak haar bekend al haar gruwelen. | |
Ezek | DutSVV | 22:3 | En zeg: Alzo zegt de Heere HEERE: O stad, die in haar midden bloed vergiet, opdat haar tijd kome, en drekgoden tegen zichzelve maakt, om zich te verontreinigen! | |
Ezek | DutSVV | 22:4 | Door uw bloed, dat gij vergoten hebt, zijt gij schuldig geworden, en met uw drekgoden, die gij gemaakt hebt, hebt gij u verontreinigd, en hebt uw dagen doen naderen, en zijt tot uw jaren gekomen; daarom heb Ik u den heidenen overgegeven tot een smaad, en allen landen tot een spot. | |
Ezek | DutSVV | 22:5 | Die nabij en verre van u zijn, zullen u bespotten, gij onreine van naam en vol van onrust! | |
Ezek | DutSVV | 22:6 | Ziet, de vorsten Israels zijn in u geweest, een ieder naar zijn kracht, om bloed te vergieten. | |
Ezek | DutSVV | 22:7 | Vader en moeder hebben zij in u licht geacht; met den vreemdeling hebben zij in het midden van u door verdrukking gehandeld; zij hebben in u den wees en de weduwe verdrukt. | |
Ezek | DutSVV | 22:9 | Achterklappers zijn in u geweest om bloed te vergieten, en in u hebben zij op de bergen gegeten, zij hebben schandelijkheid in het midden van u gedaan. | |
Ezek | DutSVV | 22:10 | Men heeft de schaamte des vaders in u ontdekt; die onrein was door afzondering, hebben zij in u verkracht. | |
Ezek | DutSVV | 22:11 | Daartoe heeft de een gruwel gedaan met zijns naasten huisvrouw, en een ander heeft zijns zoons vrouw met schandelijkheid verontreinigd; nog een ander heeft in u zijn zuster, zijns vaders dochter; verkracht. | |
Ezek | DutSVV | 22:12 | Zij hebben geschenken in u genomen, om bloed te vergieten; woeker en overwinst hebt gij genomen, en gij hebt gierigheid gepleegd aan uw naaste door verdrukking; maar gij hebt Mijner vergeten, spreekt de Heere HEERE. | |
Ezek | DutSVV | 22:13 | Ziet dan, Ik heb Mijn hand geslagen, om uw gierigheid, die gij bedreven hebt, en om uw bloed, die in het midden van u geweest zijn. | |
Ezek | DutSVV | 22:14 | Zal uw hart bestaan? zullen uw handen sterk zijn, in de dagen, als Ik met u handelen zal? Ik, de HEERE, heb het gesproken, en zal het doen. | |
Ezek | DutSVV | 22:15 | En Ik zal u verstrooien onder de heidenen, en u verspreiden in de landen, en uw ontreinigheid uit u verteren. | |
Ezek | DutSVV | 22:16 | Zo zult gij in u ontheiligd zijn voor de ogen der heidenen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. | |
Ezek | DutSVV | 22:18 | Mensenkind, die van het huis Israels zijn Mij tot schuim geworden; zij zijn allen koper, of tin, of ijzer, of lood, in het midden des ovens; zilverschuim zijn zij geworden. | |
Ezek | DutSVV | 22:19 | Daarom, alzo zegt de Heere HEERE: Omdat gijlieden allen tot schuim geworden zijt, daarom ziet, Ik zal u in het midden van Jeruzalem vergaderen. | |
Ezek | DutSVV | 22:20 | Gelijk zilver, of koper, of ijzer, of lood, of tin in het midden eens ovens vergaderd wordt, om het vuur daarover op te blazen, opdat men het smelte; alzo zal Ik ulieden vergaderen in Mijn toorn, en in Mijn grimmigheid daar laten, en smelten. | |
Ezek | DutSVV | 22:21 | Ja, Ik zal u bijeenbrengen, en zal op u blazen in het vuur Mijner verbolgenheid, dat gij in het midden van haar zult gesmolten worden. | |
Ezek | DutSVV | 22:22 | Gelijk het zilver in het midden des ovens gesmolten wordt, alzo zult gijlieden in het midden van haar gesmolten worden; en gij zult weten, dat Ik, de HEERE, Mijn grimmigheid over u uitgegoten heb. | |
Ezek | DutSVV | 22:24 | Mensenkind, zeg tot haar; Gij zijt een land, dat niet gereinigd is, dat zijn plasregen niet heeft gehad ten dage der gramschap. | |
Ezek | DutSVV | 22:25 | De verbintenis harer profeten is in het midden van haar als een brullende leeuw, die een roof rooft; zij eten de zielen op, den schat en het kostelijke nemen zij weg; haar weduwen vermenigvuldigen zij in het midden van haar. | |
Ezek | DutSVV | 22:26 | Haar priesters doen Mijn wet geweld aan, en zij ontheiligen Mijn heilige dingen; tussen het heilige en het onheilige maken zij geen onderscheid, en het verschil tussen het onreine en reine geven zij niet te kennen; daartoe verbergen zij hun ogen van Mijn sabbatten; ja, Ik word in het midden van hen ontheiligd. | |
Ezek | DutSVV | 22:27 | Haar vorsten zijn in het midden van haar als wolven, die een roof roven, om bloed te vergieten, en om zielen te verderven; opdat zij gierigheid zouden plegen. | |
Ezek | DutSVV | 22:28 | Haar profeten nu pleisteren hen met loze kalk; ziende ijdelheid en hun leugen voorzeggende, zeggende: Alzo zegt de Heere HEERE! en de HEERE heeft niet gesproken. | |
Ezek | DutSVV | 22:29 | Het volk des lands pleegt enkel verdrukking, en bedrijft enkel roverij, ook onderdrukken zij den ellendige en nooddruftige, en den vreemdeling verdrukken zij zonder recht. | |
Ezek | DutSVV | 22:30 | Ik zocht nu een man uit hen, die den muur mocht toemuren, en voor Mijn aangezicht in de bresse staan voor het land, opdat Ik het niet mocht verderven; maar Ik vond niemand. | |