JOB
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
Chapter 17
Job | DutSVVA | 17:2 | Zijn niet bespotters bij mij, en overnacht niet mijn oog in hunlieder verbittering? | |
Job | DutSVVA | 17:3 | Zet toch bij, stel mij een borg bij U; wie zal hij zijn? Dat in mijn hand geklapt worde. | |
Job | DutSVVA | 17:4 | Want hun hart hebt Gij van kloek verstand verborgen; daarom zult Gij hen niet verhogen. | |
Job | DutSVVA | 17:5 | Die met vleiing den vrienden wat aanzegt, ook zijner kinderen ogen zullen versmachten. | |
Job | DutSVVA | 17:6 | Doch Hij heeft mij tot een spreekwoord der volken gesteld; zodat ik een trommelslag ben voor ieders aangezicht. | |
Job | DutSVVA | 17:7 | Daarom is mijn oog door verdriet verdonkerd, en al mijn ledematen zijn gelijk een schaduw. | |
Job | DutSVVA | 17:8 | De oprechten zullen hierover verbaasd zijn, en de onschuldige zal zich tegen den huichelaar opmaken; | |
Job | DutSVVA | 17:9 | En de rechtvaardige zal zijn weg vasthouden, en die rein van handen is, zal in sterkte toenemen. | |
Job | DutSVVA | 17:11 | Mijn dagen zijn voorbijgegaan; uitgerukt zijn mijn gedachten, de bezittingen mijns harten. | |
Job | DutSVVA | 17:12 | Den nacht verstellen zij in den dag; het licht is nabij den ondergang vanwege de duisternis. | |
Job | DutSVVA | 17:13 | Zo ik wacht, het graf zal mijn huis wezen; in de duisternis zal ik mijn bed spreiden. | |
Job | DutSVVA | 17:14 | Tot de groeve roep ik: Gij zijt mijn vader! Tot het gewormte: Mijn moeder, en mijn zuster! | |
Job | DutSVVA | 17:15 | Waar zou dan nu mijn verwachting wezen? Ja, mijn verwachting, wie zal ze aanschouwen? | |