JOB
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
Chapter 10
Job | DutSVVA | 10:1 | Mijn ziel is verdrietig over mijn leven; ik zal mijn klacht op mij laten; ik zal spreken in bitterheid mijner ziel. | |
Job | DutSVVA | 10:2 | Ik zal tot God zeggen: Verdoem mij niet; doe mij weten, waarover Gij met mij twist. | |
Job | DutSVVA | 10:3 | Is het U goed, dat Gij verdrukt, dat Gij verwerpt den arbeid Uwer handen, en over den raad der goddelozen schijnsel geeft? | |
Job | DutSVVA | 10:7 | Het is Uw wetenschap, dat ik niet goddeloos ben; nochtans is er niemand, die uit Uw hand verlosse. | |
Job | DutSVVA | 10:8 | Uw handen doen mij smart aan, hoewel zij mij gemaakt hebben, te zamen rondom mij zijn zij, en Gij verslindt mij. | |
Job | DutSVVA | 10:9 | Gedenk toch, dat Gij mij als leem bereid hebt, en mij tot stof zult doen wederkeren. | |
Job | DutSVVA | 10:11 | Met vel en vlees hebt Gij mij bekleed; met beenderen ook en zenuwen hebt Gij mij samengevlochten; | |
Job | DutSVVA | 10:12 | Benevens het leven hebt Gij weldadigheid aan mij gedaan, en Uw opzicht heeft mijn geest bewaard. | |
Job | DutSVVA | 10:13 | Maar deze dingen hebt Gij verborgen in Uw hart; ik weet, dat dit bij U geweest is. | |
Job | DutSVVA | 10:14 | Indiën ik zondig, zo zult Gij mij waarnemen, en van mijn misdaad zult Gij mij niet onschuldig houden. | |
Job | DutSVVA | 10:15 | Zo ik goddeloos ben, wee mij! En ben ik rechtvaardig, ik zal mijn hoofd niet opheffen; ik ben zat van schande, maar aanzie mijn ellende. | |
Job | DutSVVA | 10:16 | Want zij verheft zich; gelijk een felle leeuw jaagt Gij mij; Gij keert weder en stelt U wonderlijk tegen mij. | |
Job | DutSVVA | 10:17 | Gij vernieuwt Uw getuigen tegenover mij, en vermenigvuldigt Uw toorn tegen mij; verwisselingen, ja, een heirleger, zijn tegen mij. | |
Job | DutSVVA | 10:18 | En waarom hebt Gij mij uit de baarmoeder voortgebracht? Och, dat ik den geest gegeven had, en geen oog mij gezien had! | |
Job | DutSVVA | 10:19 | Ik zou zijn, alsof ik niet geweest ware; van moeders buik zou ik tot het graf gebracht zijn geweest. | |
Job | DutSVVA | 10:20 | Zijn mijn dagen niet weinig? Houd op , zet van mij af , dat ik mij een weinig verkwikke; | |
Job | DutSVVA | 10:21 | Eer ik henenga (en niet wederkom) in een land der duisternis en der schaduwe des doods; | |