JOB
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
Chapter 29
Job | DutSVVA | 29:2 | Och, of ik ware, gelijk in de vorige maanden, gelijk in de dagen, toen God mij bewaarde! | |
Job | DutSVVA | 29:3 | Toen Hij Zijn lamp deed schijnen over mijn hoofd, en ik bij Zijn licht de duisternis doorwandelde; | |
Job | DutSVVA | 29:4 | Gelijk als ik was in de dagen mijner jonkheid, toen Gods verborgenheid over mijn tent was; | |
Job | DutSVVA | 29:7 | Toen ik uitging naar de poort door de stad, toen ik mijn stoel op de straat liet bereiden. | |
Job | DutSVVA | 29:11 | Als een oor mij hoorde, zo hield het mij gelukzalig; als mij een oog zag, zo getuigde het van mij. | |
Job | DutSVVA | 29:13 | De zegen desgenen, die verloren ging, kwam op mij; en het hart der weduwe deed ik vrolijk zingen. | |
Job | DutSVVA | 29:14 | Ik bekleedde mij met gerechtigheid, en zij bekleedde mij; mijn oordeel was als een mantel en vorstelijke hoed. | |
Job | DutSVVA | 29:16 | Ik was den nooddruftigen een vader; en het geschil, dat ik niet wist, dat onderzocht ik. | |
Job | DutSVVA | 29:18 | En ik zeide: Ik zal in mijn nest den geest geven, en ik zal de dagen vermenigvuldigen als het zand. | |
Job | DutSVVA | 29:23 | Want zij wachtten naar mij, gelijk naar den regen, en sperden hun mond open, als naar den spaden regen. | |
Job | DutSVVA | 29:24 | Lachte ik hun toe, zij geloofden het niet; en het licht mijns aangezichts deden zij niet nedervallen. | |