JOB
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
Chapter 3
Job | DutSVVA | 3:3 | De dag verga, waarin ik geboren ben, en de nacht, waarin men zeide: Een knechtje is ontvangen; | |
Job | DutSVVA | 3:4 | Diezelve dag zij duisternis; dat God naar hem niet vrage van boven; en dat geen glans over hem schijne; | |
Job | DutSVVA | 3:5 | Dat de duisternis en des doods schaduw hem verontreinigen; dat wolken over hem wonen; dat hem verschrikken de zwarte dampen des dags! | |
Job | DutSVVA | 3:6 | Diezelve nacht, donkerheid neme hem in; dat hij zich niet verheuge onder de dagen des jaars; dat hij in het getal der maanden niet kome! | |
Job | DutSVVA | 3:9 | Dat de sterren van zijn schemertijd verduisterd worden; hij wachte naar het licht, en het worde niet; en hij zie niet de oogleden des dageraads! | |
Job | DutSVVA | 3:10 | Omdat hij niet toegesloten heeft de deuren mijns buiks, noch verborgen de moeite van mijn ogen. | |
Job | DutSVVA | 3:11 | Waarom ben ik niet gestorven van de baarmoeder af, en heb den geest gegeven, als ik uit den buik voortkwam? | |
Job | DutSVVA | 3:13 | Want nu zou ik nederliggen, en stil zijn; ik zou slapen, dan zou voor mij rust wezen; | |
Job | DutSVVA | 3:16 | Of als een verborgene misdracht, zou ik niet zijn; als de kinderkens, die het licht niet gezien hebben. | |
Job | DutSVVA | 3:20 | Waarom geeft Hij den ellendigen het licht, en het leven den bitterlijk bedroefden van gemoed? | |
Job | DutSVVA | 3:21 | Die verlangen naar den dood, maar hij is er niet; en graven daarnaar meer dan naar verborgene schatten; | |
Job | DutSVVA | 3:24 | Want voor mijn brood komt mijn zuchting; en mijn brullingen worden uitgestort als water. | |
Job | DutSVVA | 3:25 | Want ik vreesde een vreze, en zij is mij aangekomen; en wat ik schroomde, is mij overkomen. | |