TOBIT
Chapter 8
Tobi | NlCanisi | 8:2 | Maar de woorden van den engel indachtig, haalde Tobias uit zijn reiszak een stuk van het hart en van de lever te voorschijn, en legde dat op de gloeiende kolen. | |
Tobi | NlCanisi | 8:3 | Toen greep de engel Rafaël den bozen geest, en bond hem vast in de woestijn van Boven-Egypte. | |
Tobi | NlCanisi | 8:4 | Daarna richtte Tobias zich tot het meisje en sprak tot haar: Sara, sta op; wij moeten vandaag, morgen en overmorgen tot God blijven bidden. Deze drie nachten blijven we verbonden met God; eerst als de derde nacht voorbij is, zullen we ons huwelijksleven beginnen. | |
Tobi | NlCanisi | 8:5 | Wij zijn immers kinderen der heiligen, en kunnen dus het huwelijk niet beginnen als de heidenen, die God niet kennen. | |
Tobi | NlCanisi | 8:6 | Zij stonden dus beiden op en begonnen samen vurig te bidden, dat zij gespaard mochten blijven. | |
Tobi | NlCanisi | 8:7 | En Tobias sprak: Heer, God van onze vaderen; dat hemel en aarde U loven, met de zee, de bronnen en de stromen, en met al uw schepselen, die er in wonen. | |
Tobi | NlCanisi | 8:8 | Gij hebt Adam geschapen uit het stof van de aarde, en hem Eva toegewezen als een hulp. | |
Tobi | NlCanisi | 8:9 | Welnu dan Heer; Gij weet, dat ik niet uit wellust mijn zuster tot vrouw heb genomen, maar alleen uit verlangen naar kroost, opdat zij uw Naam mogen zegenen in de eeuwen der eeuwen. | |
Tobi | NlCanisi | 8:10 | Ook Sara sprak: Ontferm U over ons, Heer, ontferm U onzer, en houd ons beiden samen gezond tot op onze oude dag. | |
Tobi | NlCanisi | 8:11 | Tegen de tijd van het hanengekraai liet Raguël zijn knechten roepen, en dezen gingen met hem mee, om een graf te delven. | |
Tobi | NlCanisi | 8:12 | Want hij dacht: Er mocht hem toch eens hetzelfde overkomen zijn, als de zeven andere mannen, die bij haar zijn geweest. | |
Tobi | NlCanisi | 8:13 | Toen zij het graf gereed hadden, ging Raguël terug naar zijn vrouw en zeide haar: | |
Tobi | NlCanisi | 8:14 | Stuur een van uw dienstmeisjes naar binnen, om te zien, of hij dood is; dan kan ik hem nog begraven, vóórdat het dag wordt. | |
Tobi | NlCanisi | 8:15 | Zij stuurde dus een van haar meisjes; deze ging de kamer binnen en vond ze gezond en wel, beiden in slaap. | |
Tobi | NlCanisi | 8:16 | Toen zij met dat blijde nieuws terugkwam, loofden Raguël en Anna, zijn vrouw, den Heer; | |
Tobi | NlCanisi | 8:17 | en ze zeiden: Wij loven U, Heer, God van Israël, omdat er niet is gebeurd, wat wij vreesden. | |
Tobi | NlCanisi | 8:18 | Neen, Gij hebt ons barmhartigheid bewezen, en ons van den vijand, die ons vervolgde, bevrijd. | |
Tobi | NlCanisi | 8:19 | Gij hebt medelijden gehad met deze twee, die beiden enig kind zijn. Geef dan, Heer, dat zij U nog meer mogen loven, en dankoffers brengen voor hun geluk, opdat heel de heidenwereld moge weten, dat Gij alleen God zijt over heel de aarde! | |
Tobi | NlCanisi | 8:20 | Onmiddellijk gaf Raguël nu aan zijn knechten bevel, om het graf, dat zij gedolven hadden, nog vóór het daglicht dicht te werpen. | |
Tobi | NlCanisi | 8:21 | Hij liet zijn vrouw een feestmaal klaar maken en alles in gereedheid brengen, wat er voor het eten nodig was. | |
Tobi | NlCanisi | 8:22 | Ook liet hij twee vette koeien en vier rammen slachten, om een feestmaal te bereiden voor al zijn buren en vrienden. | |
Tobi | NlCanisi | 8:23 | Toen drong Raguël er bij Tobias op aan, dat hij nog twee weken bij hem zou blijven. | |