Site uses cookies to provide basic functionality.

OK
I CHRONICLES
Prev Up Next Toggle notes
Chapter 15
I Ch DutSVVA 15:1  En David maakte zich huizen in zijn stad; en hij bereidde der ark Gods een plaats, en spande een tent voor haar.
I Ch DutSVVA 15:2  Toen zeide David: Niemand mag de ark Gods dragen, dan de Levieten; want die heeft de Heere verkoren, om de ark Gods te dragen, en om Hem te dienen tot in der eeuwigheid.
I Ch DutSVVA 15:3  Ook vergaderde David gans Israël te Jeruzalem, om de ark des Heeren op te halen aan haar plaats, die hij haar bereid had.
I Ch DutSVVA 15:4  En David verzamelde de kinderen van Aäron en de Levieten.
I Ch DutSVVA 15:5  Van de kinderen van Kehath was Uriël overste, en van zijn broederen waren honderd en twintig.
I Ch DutSVVA 15:6  Van de kinderen van Merari was Asaja overste, en van zijn broederen waren tweehonderd en twintig.
I Ch DutSVVA 15:7  Van de kinderen van Gersom was Joël overste, en van zijn broederen waren honderd en dertig.
I Ch DutSVVA 15:8  Uit de kinderen van Elizafan was overste Semaja, en van zijn broederen waren tweehonderd.
I Ch DutSVVA 15:9  Uit de kinderen van Hebron was Eliël overste, en zijn broederen waren tachtig.
I Ch DutSVVA 15:10  Uit de kinderen van Uzziël was Amminadab overste, en zijn broederen waren honderd en twaalf.
I Ch DutSVVA 15:11  En David riep de priesters Zadok en Abjathar, en de Levieten Uriël, Asaja en Joël, Semaja, en Eliël, en Amminadab.
I Ch DutSVVA 15:12  En hij zeide tot hen: Gijlieden zijt hoofden der vaderen onder de Levieten; heiligt u, gij en uw broeders, dat gij de ark des Heeren, des Gods van Israël, opbrengt, ter plaatse, die ik voor haar bereid heb.
I Ch DutSVVA 15:13  Want omdat gijlieden ten eerste dit niet deedt, heeft de Heere, onze God, onder ons een scheur gedaan, omdat wij Hem niet gezocht hebben naar het recht.
I Ch DutSVVA 15:14  Zo heiligden zich dan de priesters en Levieten, om de ark des Heeren, des Gods van Israël, op te brengen.
I Ch DutSVVA 15:15  En de kinderen der Levieten droegen de ark Gods op hun schouderen, met de draagbomen, die op hen waren, gelijk als Mozes geboden had naar het woord des Heeren.
I Ch DutSVVA 15:16  En David zeide tot de oversten der Levieten, dat zij hun broeders, de zangers, stellen zouden met muziekinstrumenten, met luiten, en harpen, en cimbalen, dat zij zich zouden doen horen, verheffende de stem met blijdschap.
I Ch DutSVVA 15:17  Zo stelden dan de Levieten Heman, den zoon van Joël, en uit zijn broederen Asaf, den zoon van Berechja; en uit de zonen van Merari, hun broederen, Ethan, den zoon van Kusaja;
I Ch DutSVVA 15:18  En met hen hun broeders van de tweede orde: Zecharja, Ben en Jaaziel, en Semiramoth, en Jehiel, en Unni, Eliab, en Benaja, en Maaseja, en Mattithja, en Elifele, en Mikneja, en Obed-edom, en Jeiel, de poortiers.
I Ch DutSVVA 15:19  De zangers nu, Heman, Asaf en Ethan, lieten zich horen met koperen cimbalen;
I Ch DutSVVA 15:20  En Zecharja, en Aziël, en Semiramoth, en Jehiel, en Unni, en Eliab, en Maaseja, en Benaja, met luiten op Alamoth.
I Ch DutSVVA 15:21  En Mattithja, en Elifele, en Mikneja, en Obed-edom, en Jeiel, en Azazja, met harpen op de Scheminith, om den toon te versterken.
I Ch DutSVVA 15:22  En Chenanja, de overste der Levieten, was over het opheffen; hij onderwees hen in het opheffen; want hij was verstandig.
I Ch DutSVVA 15:24  En Sebanja, en Josafat, en Nethaneel, en Amasai, en Zecharja, en Benaja, en Eliëzer, de priesters, trompetten met trompetten voor de ark Gods; en Obed-edom en Jehia waren poortiers der ark.
I Ch DutSVVA 15:25  Het geschiedde nu, dat David en de oudsten van Israël, en de oversten der duizenden, henengingen, om de ark des verbonds des Heeren op te halen, uit het huis van Obed-edom, met vreugde;
I Ch DutSVVA 15:26  Zo geschiedde het, doordien dat God de Levieten hielp, die de ark des verbonds des Heeren droegen, dat zij zeven varren en zeven rammen offerden.
I Ch DutSVVA 15:27  David nu was gekleed met een mantel van fijn linnen; ook al de Levieten, die de ark droegen, en de zangers, en Chenanja, de overste van het opheffen der zangers; ook had David een lijfrok aan van linnen.
I Ch DutSVVA 15:28  Alzo bracht gans Israël de ark des verbonds des Heeren op, met gejuich, en met geluid der bazuin, en met trompetten, en met cimbalen, makende geluid met luiten en met harpen.
I Ch DutSVVA 15:29  Het geschiedde nu, toen de ark des verbonds des Heeren tot aan de stad Davids gekomen was, dat Michal, de dochter van Saul, door een venster keek, en den koning David zag, springende en spelende; zo verachtte zij hem in haar hart.