I CHRONICLES
Chapter 1
I Ch | DutSVVA | 1:5 | De kinderen van Jafeth waren Gomer, en Magog, en Madai, en Javan, en Tubal, en Mesech, en Tiras. | |
I Ch | DutSVVA | 1:9 | En de kinderen van Cusch waren Seba, en Havila, en Sabta, en Raema, en Sabtecha; en de kinderen van Raema waren Scheba en Dedan. | |
I Ch | DutSVVA | 1:11 | En Mitsraim gewon de Ludieten, en de Anamieten, en de Lehabieten, en de Naftuchieten, | |
I Ch | DutSVVA | 1:12 | En de Pathrusieten, en de Casluchieten, ( van welke de Filistijnen zijn voortgekomen) en de Cafthorieten. | |
I Ch | DutSVVA | 1:17 | De kinderen van Sem waren Elam, en Assur, en Arfachsad, en Lud, en Aram, en Uz, en Hul, en Gether, en Mesech. | |
I Ch | DutSVVA | 1:19 | Aan Heber nu zijn twee zonen geboren; de naam des enen was Peleg, omdat in zijn dagen het aardrijk verdeeld is, en de naam zijns broeders was Joktan. | |
I Ch | DutSVVA | 1:29 | Dit zijn hun geboorten: de eerstgeborene van Ismaël was Nebajoth, en Kedar, en Adbeel, en Mibsam, | |
I Ch | DutSVVA | 1:32 | De kinderen nu van Ketura, Abrahams bijwijf: die baarde Zimram, en Joksan, en Medan, en Midian, en Isbak, en Suah. En de kinderen van Joksan waren Scheba en Dedan. | |
I Ch | DutSVVA | 1:33 | De kinderen van Midian nu waren Efa, en Efer, en Henoch, en Abida, en Eldaa. Die allen waren zonen van Ketura. | |
I Ch | DutSVVA | 1:36 | De kinderen van Elifaz waren Theman, en Omar, Zefi, en Gaetham, Kenaz, en Timna, en Amalek. | |
I Ch | DutSVVA | 1:38 | De kinderen van Seir nu waren Lotan, en Sobal, en Zibeon, en Ana, en Dison, en Ezer, en Disan. | |
I Ch | DutSVVA | 1:40 | De kinderen van Sobal waren Aljan, en Manahath, en Ebal, Sefi en Onam; en de kinderen van Zibeon waren Aja en Ana. | |
I Ch | DutSVVA | 1:41 | De kinderen van Ana waren Dison; en de zonen van Dison waren Hamram, en Esban, en Jithran, en Cheran. | |
I Ch | DutSVVA | 1:42 | De kinderen van Ezer waren Bilhan, en Zaavan, en Jaakan. De kinderen van Disan waren Uz en Aran. | |
I Ch | DutSVVA | 1:43 | Dit nu zijn de koningen, die geregeerd hebben in het land van Edom, eer er een koning regeerde over de kinderen Israëls: Bela, de zoon van Beor; en de naam zijner stad was Dinhaba. | |
I Ch | DutSVVA | 1:46 | En Husam stierf, en Hadad, de zoon van Bedad, regeerde in zijn plaats, die de Midianieten in het veld van Moab versloeg; en de naam zijner stad was Avith. | |
I Ch | DutSVVA | 1:50 | Als Baäl-hanan stierf, zo regeerde Hadad in zijn plaats, en de naam zijner stad was Pahi, en de naam zijner huisvrouw was Mehetabeel, de dochter van Matred, dochter van Mee-sahab. | |
I Ch | DutSVVA | 1:51 | Toen Hadad stierf, zo werden vorsten in Edom: de vorst Timna, de vorst Alja, de vorst Jetheth, | |