PSALMS
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
Chapter 10
Psal | NlCanisi | 10:2 | Tot Jahweh neem ik mijn toevlucht! Hoe durft gij dan tot mij zeggen: Vogels, gauw de bergen in; | |
Psal | NlCanisi | 10:3 | Want de bozen houden hun boog al gespannen, En zetten pijlen op de pees, Om geniepig onschuldige harten te treffen! | |
Psal | NlCanisi | 10:4 | Al storten zelfs de pijlers der aarde ineen, En zou de rechtvaardige radeloos staan: | |
Psal | NlCanisi | 10:5 | Jahweh blijft in zijn heilige tempel, Jahweh houdt in de hemel zijn troon; Zijn ogen zijn op de wereld gericht, Zijn wimpers doorvorsen de kinderen der mensen. | |
Psal | NlCanisi | 10:6 | Jahweh stelt den gerechte wel op de proef, Maar Hij haat den boze en die onrecht bemint; | |
Psal | NlCanisi | 10:7 | Op de zondaars regent Hij vurige kolen en solfer, En een verschroeiende wind is het deel van hun beker. | |