TOBIT
Chapter 13
Tobi | NlCanisi | 13:1 | En de oude Tobit opende zijn mond, om den Heer te loven, en sprak: Groot zijt Gij, Heer, in eeuwigheid, En tot in alle eeuwen duurt uw rijk. | |
Tobi | NlCanisi | 13:2 | Want Gij slaat wel, maar geneest weer, Gij brengt naar de onderwereld, en voert eruit terug; Niemand is er, die uw hand kan ontlopen. | |
Tobi | NlCanisi | 13:4 | Want Hij verspreidde u onder volken, die Hem niet kennen. Om zijn wonderdaden te verkonden en hen te doen weten, Dat er geen almachtige God is dan Hij. | |
Tobi | NlCanisi | 13:5 | Hij heeft ons getuchtigd om onze zonden, Maar Hij zal ons weer redden om zijn barmhartigheid. | |
Tobi | NlCanisi | 13:6 | Ziet toch, wat Hij voor ons heeft gedaan, En looft Hem in vreze en siddering; Verheerlijkt door uw daden den Koning der eeuwen. | |
Tobi | NlCanisi | 13:7 | Ik zelf wil Hem loven in het land van mijn ballingschap; Want Hij heeft zijn glorie getoond aan het zondige volk. | |
Tobi | NlCanisi | 13:8 | Bekeert u dan, zondaars; beoefent voor God de gerechtigheid; En gelooft, dat Hij u barmhartig zal zijn. | |
Tobi | NlCanisi | 13:10 | Looft den Heer, gij allen, die Hij heeft uitverkoren; Viert dagen van blijdschap, en brengt Hem uw lof. | |
Tobi | NlCanisi | 13:11 | Jerusalem, gij stad van God, De Heer heeft u gestraft, om wat uw handen misdeden. | |
Tobi | NlCanisi | 13:12 | Loof nu den Heer door uw goede daden. En wil den God der eeuwen prijzen, Opdat Hij zijn tent weer in u opbouwe, Al uw ballingen tot u terugroepe, En gij weer vreugde moogt hebben in alle eeuwen der eeuwen. | |
Tobi | NlCanisi | 13:13 | Gij zult stralen in schitterend licht, En alle uiteinden der aarde zullen u huldigen. | |
Tobi | NlCanisi | 13:14 | Van verre zullen de volkeren komen, En met hun gaven in uw midden den Heer aanbidden; Uw land zullen zij beschouwen als heilig, | |
Tobi | NlCanisi | 13:16 | Vervloekt zijn allen, die u verachten; En die u belasteren, worden allen gestraft. Maar gezegend zijn zij, die u weer opbouwen. | |
Tobi | NlCanisi | 13:17 | Dan zult gij weer vreugde vinden in uw kinderen, Daar zij allen gezegend worden en bijeengebracht bij den Heer. | |
Tobi | NlCanisi | 13:19 | Loof, mijn ziel, den Heer, Want Hij heeft Jerusalem, zijn stad, Bevrijd van al haar kwelling, Hij, de Heer, onze God! | |
Tobi | NlCanisi | 13:20 | Ik zal gelukkig zijn, als mijn geslacht blijft bestaan, Om de heerlijkheid van Jerusalem te aanschouwen. | |
Tobi | NlCanisi | 13:21 | Jerusalems poorten worden dan opgebouwd uit safier en smaragd, En heel de kring van haar muren uit kostbare steen. | |
Tobi | NlCanisi | 13:22 | Al haar pleinen worden met zuiver wit marmer belegd, In haar straten wordt het Alleluja gezongen. | |