SIRACH
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
Chapter 9
Sira | DutSVVA | 9:1 | Zijt niet jaloers op de vrouw van uw schoot, en leer haar tegen uzelf geen boze onderwijzing. | |
Sira | DutSVVA | 9:3 | Ga geen hoerachtige vrouw tegemoet opdat gij niet te eniger tijd in haar strikken valt. | |
Sira | DutSVVA | 9:4 | Ga niet om met een snarenspeelster, dat gij niet te eniger tijd gevangen wordt in haar handelingen. | |
Sira | DutSVVA | 9:5 | Aanschouw een maagd niet te zeer, dat gij niet misschien geërgerd wordt in haar bestraffingen. | |
Sira | DutSVVA | 9:7 | Zie niet om in de straten der stad, en dwaal niet om in de woeste plaatsen derzelve. | |
Sira | DutSVVA | 9:9 | Want door de schoonheid der vrouw zijn velen verleid geworden, en uit deze wordt de liefde als een vuur aangestoken, en leg u niet neder met haar in de armen. | |
Sira | DutSVVA | 9:11 | En maak geen gelag met haar bij de wijn; dat niet te eniger tijd uw ziel tot haar neigt, en gij met uw geest niet valt in het verderf. | |
Sira | DutSVVA | 9:13 | Een nieuwe vriend is gelijk nieuwe wijn: als hij zal oud geworden zijn, drink hem met verheuging. | |
Sira | DutSVVA | 9:15 | Heb geen welbehagen aan dat, waarin de goddelozen wel behagen hebben; gedenk dat zij tot in de hel toe niet, zullen gerechtvaardigd worden. | |
Sira | DutSVVA | 9:16 | Verwijder van de mens die macht heeft om te doden, en gij zult de vrees des doods niet vermoeden. | |
Sira | DutSVVA | 9:17 | En indien gij tot hem komt zo vergrijp u niet, opdat bij u niet terstond uw leven beneme. | |
Sira | DutSVVA | 9:18 | Weet, dat gij in het midden der strikken doorgaat, en op de tinnen der stad wandelt. [9.19] Merk op uw naaste, naar al uw vermogen, en beraad u met de wijzen; spreek met de verstandigen, en al wat gij vertelt, zij naar de wet des Allerhoogsten. [9.20] Laat rechtvaardige mannen uw tafelgenoten zijn, en laat uw roem zijn in de vreze des Heren. [9.21] Door de hand der kunstenaren zal een werk geprezen worden, en een wijs voorganger des volks, door zijn woord. [9.22] Een klapachtig man is verschrikkelijk in zijn stad, en die te voortvarend is in zijn rede, zal gehaat worden. | |