SIRACH
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
Chapter 30
Sira | DutSVVA | 30:1 | Die zijn zoon liefheeft, die zal de roeden altijd aan hem bezigen, opdat hij eindelijk van hem verheugd worde. | |
Sira | DutSVVA | 30:2 | Wie zijn zoon tuchtigt, zal over hem verblijd worden, en in het midden der vermaarde lieden zal hij van hem roemen. | |
Sira | DutSVVA | 30:3 | Wie zijn zoon leert, die zal zijn vijand tot jaloersheid verwekken en in tegenwoordigheid der vrienden zal hij over hem vrolijk zijn. | |
Sira | DutSVVA | 30:4 | Is zijn vader gestorven, zo is het alsof hij niet gestorven ware, want hij heeft achter zich gelaten een die hem gelijk is. | |
Sira | DutSVVA | 30:5 | In zijn leven zag hij hem, en was over hem verheugd, en in zijn dood was hij niet bedroefd. | |
Sira | DutSVVA | 30:6 | Hij heeft een nagelaten, die zich aan de vijanden wreken zal, en de vrienden weder dankbaar zal zijn. | |
Sira | DutSVVA | 30:7 | Wie zijn zoon afstrijkt, die verbindt zijn wonden, en op elk roepen worden zijn ingewanden ontroerd. | |
Sira | DutSVVA | 30:10 | Lach niet met hem, opdat u geen smart overkome, en gij ten laatste op uw tanden bijt. | |
Sira | DutSVVA | 30:12 | Buig hem zijn hals in de jeugd, en breek zijn lendenen, terwijl hij nog een kind is, opdat hij niet te eniger tijd verhard zijnde, u ongehoorzaam, en uw ziel een smart zij. | |
Sira | DutSVVA | 30:13 | Onderwijs uw zoon, en maak uw werk van hem, opdat gij u niet stoot aan zijn ongeregeldheid. | |
Sira | DutSVVA | 30:14 | Een arme die gezond en sterk van lijf en leden is, die is beter dan een rijke die aan zijn lichaam geslagen is. | |
Sira | DutSVVA | 30:15 | Gezondheid en welgesteld te zijn van lichaam, is beter dan al het goud, en een goed sterk lichaam dan onmetelijke rijkdom. | |
Sira | DutSVVA | 30:16 | Daar is geen rijkdom beter dan gezondheid des lichaams, en daar is geen vreugde boven blijdschap des harten. | |
Sira | DutSVVA | 30:18 | Opgesloten goederen bij een gesloten mond zijn gelijk spijsgerechten bij een graf gelegd. | |
Sira | DutSVVA | 30:19 | Wat is het brandoffer de afgod nut? want hij eet niet, en hij riekt niet; zo gaat het hem die door de Here vervolgd wordt. | |
Sira | DutSVVA | 30:22 | Vreugde des harten is des mensen leven zelf, en vrolijk heid des mans verlengt hem zijn dagen. | |