SIRACH
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
Chapter 19
Sira | DutSVVA | 19:1 | Een arbeider, die een dronkaard is, zal niet rijk worden, en die het weinige versmaadt, zal gaandeweg vervallen. | |
Sira | DutSVVA | 19:2 | Wijn en vrouwen doen de verstandigen afvallen, en wie de hoeren aanhangt, die wordt stout. | |
Sira | DutSVVA | 19:3 | Die zullen de maden en wormen tot erfdeel hebben, en hij zal uitdrogen tot een zeer schandelijk voorbeeld. | |
Sira | DutSVVA | 19:4 | Wie haar licht vertrouwt die is lichtvaardig van hart, en die tegen zijn ziel zondigt, zal zo mishandelen. | |
Sira | DutSVVA | 19:5 | Wie zich verheugt in het kwaaddoen, zal verdoemd worden, maar wie de wellusten wederstaat, die kroont zijn leven. | |
Sira | DutSVVA | 19:6 | Wie zijn tong bedwingt, zal met degene die niet twistig is, leven; en wie klappen haat, die neemt af in boosheid. | |
Sira | DutSVVA | 19:8 | En vertel noch bij vriend noch bij vijand het leven van anderen, en indien het u geen zonde is, zo openbaar het niet. | |
Sira | DutSVVA | 19:10 | Hebt gij wat gehoord, laat het bij u sterven, en zijt welgemoed, want het zal u niet doen barsten. | |
Sira | DutSVVA | 19:11 | Een dwaas zal smarten lijden vanwege een woord, gelijkerwijs een barende vrouw vanwege het kind. | |
Sira | DutSVVA | 19:12 | Gelijk een pijl, die in de heup van het vlees vaststeekt, zo is een woord in de buik van een dwaas. | |
Sira | DutSVVA | 19:13 | Bestraf uw vriend, misschien heeft hij het niet gedaan, en zo hij het gedaan heeft, dat hij het niet te eniger tijd meer doe. | |
Sira | DutSVVA | 19:14 | Bestraf uw naaste, misschien heeft hij het niet gezegd, en zo hij het gezegd heeft, dat hij het ten tweeden male niet zegge. | |
Sira | DutSVVA | 19:16 | Laat uw hart niet elk woord geloven; menigeen struikelt in een woord en niet van harte, en wie is er die met zijn tong niet struikelt? | |
Sira | DutSVVA | 19:17 | Bestraf uw naaste eer gij dreigt, en geef de wet des Allerhoogsten plaats, en word niet toornig. | |
Sira | DutSVVA | 19:18 | De vreze des Heren is een beginsel der aanneming, en de wijsheid die van hem komt verkrijgt liefde; kennis der geboden des Heren is onderwijzing des levens, en die doen wat hem behagelijk is, zullen de boom der onsterfelijkheid tot vrucht genieten. | |
Sira | DutSVVA | 19:19 | De vreze van de Here komende, is de gehele wijsheid, en in alle wijsheid is de onderhouding der wet, en kennis zijner almogendheid. Een huisknecht zeggende tot zijn heer: Gelijk het u behaagt zal ik niet doen, indien hij het daarna doet, ver toornt degene, die hem voedt. | |
Sira | DutSVVA | 19:20 | De wetenschap der boosheid is geen wijsheid, en daar is geen kloekheid waar de raad der zondaren is. | |
Sira | DutSVVA | 19:21 | Daar is boosheid en die is een gruwel, en daar is een onverstandige, die het aan wijsheid ontbreekt. | |
Sira | DutSVVA | 19:22 | Die het aan verstand ontbreekt, en bevreesd is, die is beter dan degene, die overvloedig is in kloekheid, en de wet des Allerhoogsten overtreedt. | |
Sira | DutSVVA | 19:23 | Daar is een vlijtige arglistigheid, en ze is onrechtvaardig, en menigeen is er die de genade verandert, om het recht te doen blijken, en menigeen is er die rechtvaardig oordeelt, en die is wijs. | |
Sira | DutSVVA | 19:24 | Menigeen is er die boosheid doet, gaande gebukt in zwarte klederen, en het binnenste van hem is vol van vurig bedrog. | |
Sira | DutSVVA | 19:25 | Hij bukt het aangezicht, en maakt de dove; indien gij hem niet gewaar wordt, zal hij u voorkomen om kwaad te doen. | |
Sira | DutSVVA | 19:26 | En indien hij bij gebrek van sterkte verhinderd wordt te zondigen, zo zal hij toch kwaad doen indien hij gelegener tijd vindt. | |
Sira | DutSVVA | 19:27 | Een mens wordt aan het gezicht gekend, en een verstandige wordt aan de ontmoeting zijns aangezichts gekend. | |
Sira | DutSVVA | 19:28 | De kleding des mans, en het lachen der tanden, en de gang der mensen, verkondigen wat hij voor een is. | |