PSALMS
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
Chapter 94
Psal | DutSVVA | 94:3 | Hoe lang zullen de goddelozen, o Heere! hoe lang zullen de goddelozen van vreugde opspringen? | |
Psal | DutSVVA | 94:8 | Aanmerkt, gij onvernuftigen onder het volk! en gij dwazen! wanneer zult gij verstandig worden? | |
Psal | DutSVVA | 94:9 | Zou Hij, Die het oor plant, niet horen? zou Hij, Die het oog formeert, niet aanschouwen? | |
Psal | DutSVVA | 94:10 | Zou Hij, Die de heidenen tuchtigt, niet straffen, Hij, Die den mens wetenschap leert? | |
Psal | DutSVVA | 94:12 | Welgelukzalig is de man, o Heere! dien Gij tuchtigt, en dien Gij leert uit Uw wet, | |
Psal | DutSVVA | 94:13 | Om hem rust te geven van de kwade dagen; totdat de kuil voor den goddeloze gegraven wordt. | |
Psal | DutSVVA | 94:15 | Want het oordeel zal wederkeren tot de gerechtigheid; en alle oprechten van hart zullen hetzelve navolgen. | |
Psal | DutSVVA | 94:16 | Wie zal voor mij staan tegen de boosdoeners? Wie zal zich voor mij stellen tegen de werkers der ongerechtigheid? | |
Psal | DutSVVA | 94:17 | Ten ware dat de Heere mij een Hulp geweest ware, mijn ziel had bijna in de stilte gewoond. | |
Psal | DutSVVA | 94:19 | Als mijn gedachten binnen in mij vermenigvuldigd werden, hebben Uw vertroostingen mijn ziel verkwikt. | |
Psal | DutSVVA | 94:20 | Zou zich de stoel der schadelijkheden met U vergezelschappen, die moeite verdicht bij inzetting? | |
Psal | DutSVVA | 94:21 | Zij rotten zich samen tegen de ziel des rechtvaardigen, en zij verdoemen onschuldig bloed. | |
Psal | DutSVVA | 94:22 | Doch de Heere is mij geweest tot een Hoog Vertrek, en mijn God tot een Steenrots mijner toevlucht. | |