PSALMS
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
Chapter 139
Psal | DutSVVA | 139:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester. Heere! Gij doorgrondt en kent mij. | |
Psal | DutSVVA | 139:7 | Waar zou ik heengaan voor Uw Geest en waar zou ik heenvlieden voor Uw aangezicht? | |
Psal | DutSVVA | 139:8 | Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar. | |
Psal | DutSVVA | 139:11 | Indiën ik zeide: De duisternis zal mij immers bedekken; dan is de nacht een licht om mij. | |
Psal | DutSVVA | 139:12 | Ook verduistert de duisternis voor U niet; maar de nacht licht als de dag; de duisternis is als het licht. | |
Psal | DutSVVA | 139:14 | Ik loof U, omdat ik op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken! ook weet het mijn ziel zeer wel. | |
Psal | DutSVVA | 139:15 | Mijn gebeente was voor U niet verholen, als ik in het verborgene gemaakt ben, en als een borduursel gewrocht ben, in de nederste delen der aarde. | |
Psal | DutSVVA | 139:16 | Uw ogen hebben mijn ongevormden klomp gezien; en al deze dingen waren in Uw boek geschreven, de dagen als zij geformeerd zouden worden, toen nog geen van die was. | |
Psal | DutSVVA | 139:17 | Daarom, hoe kostelijk zijn mij, o God, Uw gedachten! hoe machtig veel zijn haar sommen! | |
Psal | DutSVVA | 139:18 | Zoude ik ze tellen? Harer is meer, dan des zands; word ik wakker, zo ben ik nog bij U. | |
Psal | DutSVVA | 139:19 | O God! dat Gij den goddeloze ombracht! en gij, mannen des bloeds, wijkt van mij! | |
Psal | DutSVVA | 139:21 | Zou ik niet haten, Heere! die U haten? en verdriet hebben in degenen, die tegen U opstaan? | |