PSALMS
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
Chapter 50
Psal | DutSVV | 50:1 | Een psalm van Asaf. De God der goden, de HEERE spreekt, en roept de aarde, van den opgang der zon tot aan haar ondergang. | |
Psal | DutSVV | 50:3 | Onze God zal komen en zal niet zwijgen; een vuur voor Zijn aangezicht zal verteren, en rondom Hem zal het zeer stormen. | |
Psal | DutSVV | 50:7 | Hoort, Mijn volk! en Ik zal spreken; Israel! en Ik zal onder u betuigen; Ik, God, ben uw God. | |
Psal | DutSVV | 50:8 | Om uw offeranden zal Ik u niet straffen, want uw brandofferen zijn steeds voor Mij. | |
Psal | DutSVV | 50:12 | Zo Mij hongerde, Ik zou het u niet zeggen; want Mijn is de wereld en haar volheid. | |
Psal | DutSVV | 50:15 | En roept Mij aan in den dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren. | |
Psal | DutSVV | 50:16 | Maar tot den goddeloze zegt God: Wat hebt gij Mijn inzettingen te vertellen, en neemt Mijn verbond in uw mond? | |
Psal | DutSVV | 50:20 | Gij zit, gij spreekt tegen uw broeder; tegen den zoon uwer moeder geeft gij lastering uit. | |
Psal | DutSVV | 50:21 | Deze dingen doet gij, en Ik zwijg; gij meent, dat Ik te enenmale ben, gelijk gij; Ik zal u straffen, en zal het ordentelijk voor uw ogen stellen. | |