Site uses cookies to provide basic functionality.

OK
I CORINTHIANS
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Prev Up Next Toggle notes
Chapter 12
I Co DutSVVA 12:1  En van de geestelijke gaven, broeders, wil ik niet, dat gij onwetende zijt.
I Co DutSVVA 12:2  Gij weet, dat gij heidenen waart, tot de stomme afgoden heengetrokken, naar dat gij geleid werdt.
I Co DutSVVA 12:3  Daarom maak ik u bekend, dat niemand, die door den Geest Gods spreekt, Jezus een vervloeking noemt; en niemand kan zeggen, Jezus den Heere te zijn, dan door den Heiligen Geest.
I Co DutSVVA 12:4  En er is verscheidenheid der gaven, doch het is dezelfde Geest;
I Co DutSVVA 12:5  En er is verscheidenheid der bedieningen, en het is dezelfde Heere;
I Co DutSVVA 12:6  En er is verscheidenheid der werkingen, doch het is dezelfde God, Die alles in allen werkt.
I Co DutSVVA 12:7  Maar aan een iegelijk wordt de openbaring des Geestes gegeven tot hetgeen oorbaar is.
I Co DutSVVA 12:8  Want dezen wordt door den Geest gegeven het woord der wijsheid, en een ander het woord der kennis, door denzelfden Geest;
I Co DutSVVA 12:9  En een ander het geloof, door denzelfden Geest; en een ander de gaven der gezondmakingen, door denzelfden Geest.
I Co DutSVVA 12:10  En een ander de werkingen der krachten; en een ander profetie; en een ander onderscheidingen der geesten; en een ander menigerlei talen; en een ander uitlegging der talen.
I Co DutSVVA 12:11  Doch deze dingen alle werkt een en dezelfde Geest, delende aan een iegelijk in het bijzonder, gelijkerwijs Hij wil.
I Co DutSVVA 12:12  Want gelijk het lichaam een is, en vele leden heeft, en al de leden van dit ene lichaam, vele zijnde, maar een lichaam zijn, alzo ook Christus.
I Co DutSVVA 12:13  Want ook wij allen zijn door een Geest tot een lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot een Geest gedrenkt.
I Co DutSVVA 12:14  Want ook het lichaam is niet een lid, maar vele leden.
I Co DutSVVA 12:15  Indiën de voet zeide: Dewijl ik de hand niet ben, zo ben ik van het lichaam niet; is hij daarom niet van het lichaam?
I Co DutSVVA 12:16  En indien het oor zeide: Dewijl ik het oog niet ben, zo ben ik van het lichaam niet; is het daarom niet van het lichaam?
I Co DutSVVA 12:17  Ware het gehele lichaam het oog, waar zou het gehoor zijn? Ware het gehele lichaam gehoor, waar zou de reuk zijn?
I Co DutSVVA 12:18  Maar nu heeft God de leden gezet, een iegelijk van dezelve in het lichaam, gelijk Hij gewild heeft.
I Co DutSVVA 12:19  Waren zij alle maar een lid, waar zou het lichaam zijn?
I Co DutSVVA 12:20  Maar nu zijn er wel vele leden, doch maar een lichaam.
I Co DutSVVA 12:21  En het oog kan niet zeggen tot de hand: Ik heb u niet van node; of wederom het hoofd tot de voeten: Ik heb u niet van node.
I Co DutSVVA 12:22  Ja veeleer, de leden, die ons dunken de zwakste des lichaams te zijn, die zijn nodig.
I Co DutSVVA 12:23  En die ons dunken de minst eerlijke leden des lichaams te zijn, denzelven doen wij overvloediger eer aan; en onze onsierlijke leden hebben overvloediger versiering.
I Co DutSVVA 12:24  Doch onze sierlijke hebben het niet van node; maar God heeft het lichaam alzo samengevoegd, gevende overvloediger eer aan hetgeen gebrek aan dezelve heeft;
I Co DutSVVA 12:25  Opdat geen tweedracht in het lichaam zij, maar de leden voor elkander gelijke zorg zouden dragen.
I Co DutSVVA 12:26  En hetzij dat een lid lijdt, zo lijden al de leden mede; hetzij dat een lid verheerlijkt wordt, zo verblijden zich al de leden mede.
I Co DutSVVA 12:27  En gijlieden zijt het lichaam van Christus, en leden in het bijzonder.
I Co DutSVVA 12:28  En God heeft er sommigen in de Gemeente gesteld, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, daarna krachten, daarna gaven der gezondmakingen, behulpsels, regeringen, menigerlei talen.
I Co DutSVVA 12:29  Zijn zij allen apostelen? Zijn zij allen profeten? Zijn zij allen leraars? Zijn zij allen krachten?
I Co DutSVVA 12:30  Hebben zij allen gaven der gezondmakingen? Spreken zij allen met menigerlei talen? Zijn zij allen uitleggers?
I Co DutSVVA 12:31  Doch ijvert naar de beste gaven; en ik wijs u een weg, die nog uitnemender is.