PROVERBS
Chapter 27
Prov | DutSVVA | 27:3 | Een steen is zwaar, en het zand gewichtig; maar de toornigheid des dwazen is zwaarder dan die beide. | |
Prov | DutSVVA | 27:4 | Grimmigheid en overloping van toorn is wreedheid; maar wie zal voor nijdigheid bestaan? | |
Prov | DutSVVA | 27:6 | De wonden des liefhebbers zijn getrouw; maar de kussingen des haters zijn af te bidden. | |
Prov | DutSVVA | 27:7 | Een verzadigde ziel vertreedt het honigzeem; maar aan een hongerige ziel is alle bitter zoet. | |
Prov | DutSVVA | 27:8 | Gelijk een vogel is, die uit zijn nest omdoolt, alzo is een man, die omdoolt uit zijn plaats. | |
Prov | DutSVVA | 27:9 | Olie en reukwerk verblijdt het hart; alzo is de zoetigheid van iemands vriend, vanwege den raad der ziel. | |
Prov | DutSVVA | 27:10 | Verlaat uw vriend, noch den vriend uws vaders niet; en ga ten huize uws broeders niet op den dag van uw tegenspoed. Beter is een gebuur die nabij is, dan een broeder, die verre is. | |
Prov | DutSVVA | 27:11 | Zijt wijs, mijn zoon, en verblijd mijn hart; opdat ik mijn smader wat te antwoorden heb. | |
Prov | DutSVVA | 27:12 | De kloekzinnige ziet het kwaad, en verbergt zich; de slechten gaan henen door, en worden gestraft. | |
Prov | DutSVVA | 27:13 | Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed, en pand hem voor een onbekende vrouw. | |
Prov | DutSVVA | 27:14 | Die zijn vriend zegent met luider stem, zich des morgens vroeg opmakende, het zal hem tot een vloek gerekend worden. | |
Prov | DutSVVA | 27:15 | Een gedurige druiping ten dage des slagregens en een kijfachtige huisvrouw zijn even gelijk. | |
Prov | DutSVVA | 27:16 | Elkeen, die haar verbergt, zou den wind verbergen, en de olie zijner rechterhand, die roept. | |
Prov | DutSVVA | 27:18 | Die den vijgeboom bewaart, zal zijn vrucht eten; en die zijn heer waarneemt, zal geëerd worden. | |
Prov | DutSVVA | 27:19 | Gelijk in het water het aangezicht is tegen het aangezicht, alzo is des mensen hart tegen den mens. | |
Prov | DutSVVA | 27:20 | De hel en het verderf worden niet verzadigd; alzo worden de ogen des mensen niet verzadigd. | |
Prov | DutSVVA | 27:21 | De smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud; alzo is een man naar zijn lof te proeven. | |
Prov | DutSVVA | 27:22 | Al stiet gij den dwaas in een mortier met een stamper, in het midden van het gestoten graan, zijn dwaasheid zou van hem niet afwijken. | |
Prov | DutSVVA | 27:23 | Zijt naarstig, om het aangezicht uwer schapen te kennen; zet uw hart op de kudden. | |
Prov | DutSVVA | 27:24 | Want de schat is niet tot in eeuwigheid; of zal de kroon van geslacht tot geslacht zijn? | |
Prov | DutSVVA | 27:25 | Als het gras zich openbaart, en de grasscheuten gezien worden, laat de kruiden der bergen verzameld worden. | |