WISDOM
Chapter 11
Wisd | NlCanisi | 11:2 | Ze trokken door een onbewoonbare steppe, En richtten hun tenten op in onbegaanbare oorden; | |
Wisd | NlCanisi | 11:4 | Als ze dorst hadden, riepen ze tot U; En uit een steile rots ontvingen ze water, En lessing van hun dorst uit harde steen. | |
Wisd | NlCanisi | 11:5 | Ja, hetzelfde, dat hun vijanden als straf overkwam Werd hùn een zegen in hun nood. | |
Wisd | NlCanisi | 11:6 | Want terwijl de altijdstromende bron van de Nijl Door walgelijk bloed werd vertroebeld, | |
Wisd | NlCanisi | 11:7 | Tot straf voor hun bevel, om de kinderen te doden, Gaaft Gij hùn onverhoopt rijkelijk water. | |
Wisd | NlCanisi | 11:8 | Maar door hun eigen dorst hebt Gij hun getoond, Hoe Gij hun vijanden eens hadt gestraft; | |
Wisd | NlCanisi | 11:9 | Want door die beproeving, die een liefdevolle terechtwijzing was, Begrepen zij de kwelling der bozen, die in toorn werden gestraft. | |
Wisd | NlCanisi | 11:10 | Hen toch hebt Gij als een waarschuwend vader beproefd, Maar de anderen als een streng vorst gericht en gestraft. | |
Wisd | NlCanisi | 11:12 | Ja, een dubbele smart greep hen aan: Hun zuchten bij de herinnering aan het verleden. | |
Wisd | NlCanisi | 11:13 | Toen ze immers vernamen, dat hun eigen plagen Voor de eersten in weldaad verkeerden, erkenden ze de hand des Heren. | |
Wisd | NlCanisi | 11:14 | Want dien ze te vondeling hadden gelegd en spottend afgewezen, Moesten ze ten slotte bewondering schenken, Daar ze zelf een heel andere dorst leden dan de rechtvaardigen. | |
Wisd | NlCanisi | 11:15 | Omdat ze, door hun dwaze, goddeloze gedachten misleid, Redeloos gedierte en nietige insecten vereerden, Hebt Gij hun een menigte redeloze dieren gezonden als straf, | |
Wisd | NlCanisi | 11:17 | Want het was niet moeilijk geweest voor uw almachtige hand, Die toch de aarde gemaakt heeft uit vormloze stof, Hun een menigte beren te zenden of grimmige leeuwen, | |
Wisd | NlCanisi | 11:18 | Of nieuw-geschapen, ongekende, woedende beesten. Beesten, die gloeiende adem uitsnuiven of sissende wolken rook, Of die vreselijke vonken uit de ogen schieten; | |
Wisd | NlCanisi | 11:19 | Die niet slechts door hun geweld hen hadden kunnen verdelgen, Maar wier aanblik alleen hen van schrik had doen sterven. | |
Wisd | NlCanisi | 11:20 | Ook zonder dat hadden ze door één windstoot kunnen vallen, Door uw wraakgericht achtervolgd, En voortgejaagd door uw machtige adem; Maar Gij hebt alles geordend naar maat, getal en gewicht. | |
Wisd | NlCanisi | 11:21 | Zeker, Gij kunt overal uw grote macht ontplooien; Wie zou er kunnen weerstaan aan de kracht van uw arm? | |
Wisd | NlCanisi | 11:22 | Want heel de aarde is voor U als een stofje op de weegschaal, Als een dauwdruppel, die 's morgens neervalt op het land. | |
Wisd | NlCanisi | 11:23 | Maar Gij ontfermt U over allen, omdat Gij alles vermoogt; Gij let niet op de zonden der mensen, opdat zij zich bekeren. | |
Wisd | NlCanisi | 11:24 | Want Gij omsluit in uw liefde alles wat er bestaat, En verafschuwt niets van wat Gij gemaakt hebt. Ja, als Gij iets haat, hadt Gij het niet geschapen. | |
Wisd | NlCanisi | 11:25 | Hoe zou iets kunnen bestaan, als Gij het niet wilt; Of iets kunnen standhouden, als Gij het niet roept? | |