II MACCABEES
Chapter 2
II M | DutSVVA | 2:1 | Daar wordt in de schriften gevonden, dat de profeet Jeremia degenen, die weggevoerd werden, geboden heeft van het vuur te nemen, gelijk verklaard is, en gelijk de profeet degenen, die weggevoerd zouden worden, bevolen had; | |
II M | DutSVVA | 2:2 | Hun gevende de wet, dat zij niet zouden vergeten de geboden des Heren, en dat zij niet zouden dwalen in hun verstand, ziende de gouden en zilveren beelden, en hun versiering. | |
II M | DutSVVA | 2:3 | En andere dergelijke dingen hun aanzeggende, vermaande hij hen, dat zij met hun harten niet zouden afwijken van de wet, | |
II M | DutSVVA | 2:4 | En in hetzelfde schrift was ook, dat de profeet geboden heeft, dat de tabernakel en de ark, gelijk hij door Goddelijke aanspraak was onderricht, hem zou volgen; en hoe hij uitging naar de berg, op welke Mozes geklommen was, en het erfdeel van God zag. | |
II M | DutSVVA | 2:5 | En dat Jeremia daar komende, een woning in de spelonk gevonden heeft, en dat hij de tabernakel, en de ark, en het reukaltaar daar ingebracht en de deur toegesloten heeft. | |
II M | DutSVVA | 2:6 | En dat enigen, die hem gevolgd en heengegaan waren, om de weg te tekenen, deze niet hebben kunnen vinden. | |
II M | DutSVVA | 2:7 | En hoe Jeremia, dit verstaande, hen bestraffende gezegd heeft, dat die plaats onbekend zou zijn, en dat hij zou verzoend wezen. | |
II M | DutSVVA | 2:8 | En dat de Here dan deze dingen zou tonen, en de heerlijkheid des Heren, en de wolk gezien zou worden, gelijk die ook aan Mozes is geopenbaard, en gelijk Salomo gebeden heeft dat deze plaats grotelijks zou worden geheiligd. | |
II M | DutSVVA | 2:9 | Want het is openbaar, hoe dat hij, met wijsheid begaafd zijnde, een offerande geofferd heeft tot inwijding en heiliging van de tempel. | |
II M | DutSVVA | 2:10 | Hoe ook Mozes tot de Here een gebed heeft gedaan, en dat het vuur van de hemel viel, en de offerande verslond; en dat zo ook Salomo gebeden heeft, en dat het vuur nederkomende de brandoffers heeft verteerd. | |
II M | DutSVVA | 2:11 | En hoe Mozes zeide: Opdat de offerandel voor de zonde niet zou gegeten worden, daarom is zij verteerd. | |
II M | DutSVVA | 2:13 | En deze zelfde dingen worden verhaald in die schriften en in de aantekeningen van Nehemia; en hoe hij een bibliotheek aanleggende, bijeen heeft vergaderd de schriften van de koningen en profeten, en de schriftenl van David, en de brieven der koningen aangaande de heilige geschenken. | |
II M | DutSVVA | 2:14 | Desgelijks heeft ook Judas al de dingen, die door de oorlog, welke ons aangedaan was, vervallen waren, bijeenvergaderd; en die zijn bij ons. | |
II M | DutSVVA | 2:16 | Dewijl wij dan zullen houden het feest der reiniging, zo hebben wij u dat geschreven, en gij zult dan wel doen, dat gij deze dagen viert. | |
II M | DutSVVA | 2:17 | En God, die al zijn volk heeft behouden, en allen heeft gegeven het erfdeel, en het koninkrijk, en het priesterschap en de heiliging; | |
II M | DutSVVA | 2:18 | Gelijk hij beloofd heeft door de wet, zo hopen wij op hem, dat hij zich over ons zal ontfermen, en dat hij ons van alle landen, die onder de hemel zijn, weder zal bijeenbrengen in deze heilige plaats. | |
II M | DutSVVA | 2:20 | Voorts, wat aangaat de zaken van Judas Makkabeüs, en zijn broeders, en de reiniging van de grote tempel, en de inwijding des altaars; | |
II M | DutSVVA | 2:21 | En aangaande de oorlogen, die wij gehad hebben tegen Antiochus Epifanes, en zijn zoon Eupator, | |
II M | DutSVVA | 2:22 | En de verschijningen, die van de hemel geschied zijn aan degenen, die voor het Jodendom met eergierigheid zich mannelijk gekweten hebben, zodat zij weinigen zijnde het ganse land afgelopen hebben, en menigte der barbaren hebben vervolgd; | |
II M | DutSVVA | 2:23 | En dat de tempel, die door de gehele bewoonde wereld vermaard is, weder door hen gebouwd is, en de stad in vrijheid gesteld; en dat de wetten, die haast zouden zijn teniet gegaan, weder opgericht zijn; dewijl de Here met alle goedertierenheid hun genadig was geworden; | |
II M | DutSVVA | 2:24 | Deze dingen, zijnde door Jason van Cyrene verklaard in vijf boeken, zullen wij ondernemen in een boek kort te vervatten. | |
II M | DutSVVA | 2:25 | Want wij, ziende de verwarring in de getallen, en de zwarigheid, die er is voor degenen, die de historische verhalen te enen male willen doorlezen, om de menigte van de stof, | |
II M | DutSVVA | 2:26 | Hebben getracht om degenen, die lezen willen, enig vermaak te geven, en degenen die begerig zijn om wel te onthouden, enige hulp, en allen, wie dit boek zal voorkomen, enig nut toe te brengen. | |
II M | DutSVVA | 2:27 | Het is voor ons, die de moeite hebben genomen om dit kort begrip te maken, niet licht geweest, maar een zaak vol zweten en waken. | |
II M | DutSVVA | 2:28 | Gelijkerwijs het iemand, die een grote maaltijd toebereidt, en die eenieder wel zoekt te dienen, niet licht is, om van velen goede dank te behalen, zo zullen wij nochtans gaarne deze moeite nemen. | |
II M | DutSVVA | 2:29 | Latende dan de schrijver de bredere verhandeling van iedere zaak, zullen wij slechts voortgaan met dit kort begrip in het kort af te malen. | |
II M | DutSVVA | 2:30 | Gelijkerwijs een, die een nieuw huis wil bouwen, bekommerd moet zijn over het ganse gebouw, en een, die met inbranden voorneemt iets te schilderen, naarstig moet onderzoeken wat tot sieraad nodig is, zo acht ik dat wij ook moeten doen. | |
II M | DutSVVA | 2:31 | Maar wijdlopig alles te verhandelen, vele redenen te gebruiken, en bezig te zijn in het verhaal van alle bijzondere stukken, dit behoort tot het werk van de schrijver der geschiedenis. | |
II M | DutSVVA | 2:32 | Doch een kort begrip van hetgeen te zeggen is te vervolgen, en een bredere verklaring der zaken te vermijden, dat behoort men toe te laten degene, die een kort begrip van enig schrift maakt. [2:33] Laat ons dan van hier ons verhaal beginnen, zo veel tot onze voorrede nog bijvoegende. Want het zou een dwaze zaak zijn, dat iemand, die een kort begrip van een geschiedenis schrijft, meer overvloedig in woorden zou zijn dan de geschiedenis zelf. | |