Site uses cookies to provide basic functionality.

OK
LEVITICUS
Prev Up Next Toggle notes
Chapter 18
Levi NlCanisi 18:2  Beveel de kinderen Israëls, en zeg hun: Ik ben Jahweh, uw God!
Levi NlCanisi 18:3  Gij moogt u niet gedragen naar de zeden van Egypte, waar gij gewoond hebt, noch naar die van Kanaän, waar Ik u heenvoer; naar hun zeden moogt ge niet leven.
Levi NlCanisi 18:4  Mijn wetten moet ge volbrengen, mijn voorschriften onderhouden, en uw gedrag daarnaar richten. Ik ben Jahweh, uw God!
Levi NlCanisi 18:5  Onderhoudt dus mijn voorschriften en mijn wetten. De mens, die ze volbrengt, zal daardoor het leven behouden. Ik ben Jahweh.
Levi NlCanisi 18:6  Niemand van u mag zijn naasten bloedverwant naderen, om er gemeenschap mee te houden. Ik ben Jahweh!
Levi NlCanisi 18:7  Gij moogt geen gemeenschap houden met uw vader, evenmin met uw moeder; want zij is uw moeder; met haar moogt gij dus geen gemeenschap hebben.
Levi NlCanisi 18:8  Ge moogt geen gemeenschap houden met de vrouw van uw vader; want dan onteert ge uw vader.
Levi NlCanisi 18:9  Ge moogt geen gemeenschap houden met uw zuster, de dochter van uw vader of die van uw moeder, onverschillig of zij in of buiten uw familie geboren is.
Levi NlCanisi 18:10  Ge moogt geen gemeenschap houden met de dochter van uw zoon of met die van uw dochter; want dan onteert ge uzelf.
Levi NlCanisi 18:11  Gij moogt geen gemeenschap houden met de dochter van uws vaders vrouw, die door uw vader is verwekt; zij geldt voor uw zuster; houd geen gemeenschap met haar.
Levi NlCanisi 18:12  Gij moogt geen gemeenschap houden met de zuster van uw vader; zij is de naaste bloedverwant van uw vader.
Levi NlCanisi 18:13  Gij moogt geen gemeenschap houden met de zuster van uw moeder; want zij is de naaste bloedverwant van uw moeder.
Levi NlCanisi 18:14  Gij moogt geen gemeenschap houden met den broeder van uw vader. Ook zijn vrouw moogt ge niet naderen; zij is uw tante.
Levi NlCanisi 18:15  Gij moogt geen gemeenschap houden met uw schoondochter; zij is de vrouw van uw zoon; houd geen gemeenschap met haar.
Levi NlCanisi 18:16  Gij moogt geen gemeenschap houden met de vrouw van uw broer; want dan onteert ge uw broer.
Levi NlCanisi 18:17  Ge moogt geen gemeenschap houden met een vrouw en tegelijk met haar dochter; evenmin moogt ge de dochter van haar zoon of die van haar dochter nemen, om gemeenschap met haar te houden; ze zijn uw bloedverwanten; zo iets is een schanddaad.
Levi NlCanisi 18:18  Gij moogt geen vrouw als bijvrouw naast haar zuster nemen, om ook met haar gemeenschap te houden, terwijl de andere nog leeft.
Levi NlCanisi 18:19  Gij moogt een vrouw, die door haar stonden onrein is, niet naderen, om gemeenschap met haar te houden.
Levi NlCanisi 18:20  Gij moogt niet slapen bij de vrouw van uw naaste; daardoor verontreinigt gij u.
Levi NlCanisi 18:21  Geen van uw kinderen zult ge afstaan, om ze aan den Molok te wijden; want ge moogt de naam van uw God niet ontheiligen. Ik ben Jahweh!
Levi NlCanisi 18:22  Gij moogt niet bij een man liggen als bij een vrouw, dit is een gruweldaad.
Levi NlCanisi 18:23  Gij moogt geen enkel dier misbruiken; daardoor bezoedelt ge u. Ook zal geen vrouw zich door een dier laten schenden; dit is tegennatuurlijke ontucht.
Levi NlCanisi 18:24  Bezoedelt u dus niet door dit alles. Want door al deze dingen zijn de volken besmeurd, die Ik voor u zal uitdrijven;
Levi NlCanisi 18:25  zo is het land verpest geworden, heb Ik zijn misdaad gewroken, en heeft het land zijn bewoners uitgespuwd.
Levi NlCanisi 18:26  Onderhoudt dus mijn voorschriften en wetten en laat niemand van de ingezetenen noch van de vreemdelingen, die in uw midden wonen, een van al die schanddaden bedrijven.
Levi NlCanisi 18:27  Want al die gruwelen werden bedreven door die vóór u het land bewoonden, en het land is verpest geworden.
Levi NlCanisi 18:28  Laat het land ook u niet uitspuwen, omdat ge het bezoedelt, zoals het de volken heeft uitgespuwd, die er vóór u hebben gewoond.
Levi NlCanisi 18:29  Waarachtig allen, die zo iets schandelijks bedrijven, zullen van hun volk worden afgesneden.
Levi NlCanisi 18:30  Onderhoudt dus mijn geboden; gedraagt u niet naar die liederlijke zeden, waarnaar men vóór u heeft geleefd, en bezoedelt u daar niet mee. Ik ben Jahweh, uw God!