Site uses cookies to provide basic functionality.

OK
WISDOM
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
Prev Up Next Toggle notes
Chapter 16
Wisd DutSVVA 16:1  Daarom zijn zij door dergelijke billijk geplaagd, en door een menigte der beesten gepijnigd geweest.
Wisd DutSVVA 16:2  In plaats van zulk een plaag, hebt gij aan uw volk weldadigheid bewezen, hetwelk gij een vreemde smaak, tot een spijs, namelijk kwakkelen hebt toebereid, om de lust van hun begeerte te verzadigen.
Wisd DutSVVA 16:3  Opdat genen, die tot spijs lust hadden, vanwege de vertoonde plaag der dingen die over hen gezonden waren, hen ook van de noodwendige begeerte zouden afkeren, maar dezen, hebbende een kleine tijd gebrek geleden, ook de vreemde smaak zouden deelachtig zijn.
Wisd DutSVVA 16:4  Want het betaamde dat degenen, die tirannie oefenden, een onvermijdelijke behoefte overkwam, en dezen alleen getoond werd, hoe hun vijanden gepijnigd werden.
Wisd DutSVVA 16:5  Want ook wanneer een schrikkelijke grimmigheid der dieren over hen kwam, en zij door de beten der schadelijke slangen verdorven werden,
Wisd DutSVVA 16:6  Zo duurde uw toorn niet tot aan het einde, maar zij werden voor een kleine tijd ontroerd tot vermaning, hebbende een teken der behoudenis, om hen te doen gedenken aan het gebod van uw wet.
Wisd DutSVVA 16:7  Want wie zich daartoe keerde, werd niet behouden door hetgeen hij aanschouwd had, maar door u de behouder van allen.
Wisd DutSVVA 16:8  En ook daarmee hebt gij onze vijanden doen verstaan, dat gij het zijt die uit alle kwaad verlost.
Wisd DutSVVA 16:9  Want die werden wel van de beten der sprinkhanen en vliegen gedood, en geen genezing werd voor hun ziel gevonden, omdat zij waardig waren van zulke geplaagd te worden.
Wisd DutSVVA 16:10  Maar uw kinderen zijn ook zelfs van de tanden de venijnige draken niet overwonnen; want uw barmhartigheid kwam hen tegemoet, en genas hen.
Wisd DutSVVA 16:11  Want zij werden als met prikkelen gestoken om te gedenken aan uw woorden, en snel weder geheeld, opdat zij niet, vervallende in een diepe vergetelheid, zulken zouden worden, die niet zouden kunnen aangehaald worden door uw weldadigheid.
Wisd DutSVVA 16:12  Want noch kruid noch pleister heeft hen genezen, maar, Here, uw woord, hetwelk alle dingen heelt.
Wisd DutSVVA 16:13  Want gij hebt macht over leven en over dood, gij leidt af tot de poorten der hel en leidt daar weder uit.
Wisd DutSVVA 16:14  En een mens doodt wel een ander door zijn boosheid maar de geest die uitgevaren is kan hij niet doen wederkeren, noch de ziel wederbrengen die weggenomen is.
Wisd DutSVVA 16:16  Want de goddelozen weigerende u te kennen, zijn door uw sterke arm gegeseld geworden, door ongewone regen, hagel en plasregen onvermijdelijk vervolgd, en door het vuur verteerd wordende.
Wisd DutSVVA 16:17  Want (hetwelk op het hoogste te verwonderen is) het vuur had een meerdere kracht in het water, hetwelk toch alles uitblust, want de wereld strijdt voor de rechtvaardigen.
Wisd DutSVVA 16:18  Want somtijds matigde zich de vlam, opdat zij niet zoude verbranden de beesten, die tegen de goddelozen uitgezonden waren, maar daar zij klaar zouden zien, dat zij door Gods oordeel aangedreven werden.
Wisd DutSVVA 16:19  Somtijds brandde ook de vlam in het midden van het water boven de kracht van het vuur, opdat zij het gewas van het land des onrechtvaardigen zou verderven.
Wisd DutSVVA 16:20  Daarentegen hebt gij uw volk gespijzigd met spijs der engelen, en toebereid brood van de hemel gezonden zonder hun arbeid, vermogende allerlei vermaking te geven, en allerlei bekwame smaak.
Wisd DutSVVA 16:21  Want deze uw onderstutting maakt uw zoetigheid tegen uw kinderen openbaar, maar dienende tot begeerte desgenen die daartoe kwam, werd zij getemperd tot hetgeen eenieder wilde.
Wisd DutSVVA 16:22  Ook bleef sneeuw en ijs onder het vuur, en versmolt niet, opdat zij zouden erkennen dat het vuur brandende in de hagel en bliksemende in de regen, het gewas der vijanden verdorven had.
Wisd DutSVVA 16:23  Daarentegen heeft het ook zijn eigen kracht vergeten, opdat de rechtvaardigen zouden gevoed worden.
Wisd DutSVVA 16:24  Want het schepsel dienende U, die alles geschapen hebt, strekt zijn kracht uit tot straf tegen de onrechtvaardigen, en laat hen gedijen tot weldadigheid voor degenen die u betrouwen.
Wisd DutSVVA 16:25  Daarom ook toen in alles veranderd zijnde, diende zij uw alvoedende gave, naar de wil der behoeftigen.
Wisd DutSVVA 16:26  Opdat uw kinderen, welke gij lief hebt, Here, leren zouden, dat niet het gewas der vruchten de mens voedt, maar dat uw woord onderhoudt degenen die u geloven.
Wisd DutSVVA 16:27  Want hetgeen van het vuur niet verdorven was, dat versmolt ganselijk, zijnde verwarmd door een kleine straal der zon.
Wisd DutSVVA 16:28  Opdat zo bekend zij, dat men de zon moet voorkomen om u te danken, en u ontmoeten tegen de opgang des lichts.
Wisd DutSVVA 16:29  Want de hoop des ondankbaren zal versmelten als een rijm die des winters valt, en zal wegvloeien gelijk onnut water.