PSALMS
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
Chapter 20
Psal | NlCanisi | 20:4 | Neen, Gij tradt hem tegen met rijke zegen, En zette hem een gouden kroon op het hoofd. | |
Psal | NlCanisi | 20:5 | Léven vroeg hij U: Gij hebt het hem geschonken, Lengte van dagen: voor eeuwig en immer. | |
Psal | NlCanisi | 20:6 | Groot is zijn majesteit door uw hulp, Gij hebt hem met glorie en luister getooid; | |
Psal | NlCanisi | 20:7 | Want Gij hebt hem overstelpt met zegen voor immer, Hem met vreugde overstroomd voor uw aanschijn. | |
Psal | NlCanisi | 20:8 | Ja, de koning blijft op Jahweh vertrouwen, Op de gunst van den Allerhoogste, zonder te wankelen! | |
Psal | NlCanisi | 20:10 | Gij zult ze doen blozen als een gloeiende oven, Wanneer gij maar een blik op hen werpt. Jahweh zal in zijn toorn ze verslinden, En het vuur ze verteren. | |
Psal | NlCanisi | 20:11 | Hun vrucht zult gij van de aarde verdelgen, Hun kroost onder de kinderen der mensen. | |