JUDGES
Chapter 5
Judg | NlCanisi | 5:3 | Hoort koningen, Luistert vorsten: Ik wil zingen ter ere van Jahweh, Spelen voor Jahweh, Israëls God. | |
Judg | NlCanisi | 5:4 | Jahweh, toen Gij uittoogt uit Seïr, Wegtrokt van Edoms veld, Sidderde de aarde, en beefde de hemel, Sloegen de wolken in regen neer. | |
Judg | NlCanisi | 5:6 | In de dagen van Sjamgar, den zoon van Anat, In de dagen van Jaël, trokken geen karavanen uit; En die op reis gingen, Sloegen zijpaden in. | |
Judg | NlCanisi | 5:7 | De leiders ontbraken, In Israël was er niet één: Tot gij opstondt, Debora, Tot gij opstondt, moeder in Israël! | |
Judg | NlCanisi | 5:8 | Omdat men zich nieuwe goden had gekozen, Was het brood uit de poorten verdwenen, Werd schild noch lans meer bespeurd Voor de veertig duizend in Israël. | |
Judg | NlCanisi | 5:9 | Mijn hart gaat uit naar Israëls leiders, Die zich met Jahweh’s volk ten strijde hebben gewijd, | |
Judg | NlCanisi | 5:10 | Die gevlekte ezelinnen berijden, Op tapijten gezeten. Die te voet gaat langs de weg, jubelt het uit, | |
Judg | NlCanisi | 5:11 | Onder het juichen van die bij de drinkbakken staan, Waar men Jahweh’s gerechte daden bezingt, Zijn rechtvaardige leiding in Israël. | |
Judg | NlCanisi | 5:12 | Op, Debora; op, met uw lied; Doe het volk oprijzen bij duizenden! Op, Barak, in uw kracht; Boei, die u boeiden, Abinóams zoon! | |
Judg | NlCanisi | 5:14 | Aanvoerders uit Efraïm staan in de vlakte, Uw broeder Benjamin onder uw drommen. Uit Makir komen de leiders aan, Uit Zabulon die de bevelstaf zwaaien; | |
Judg | NlCanisi | 5:15 | Issakars vorsten vergezellen Debora, Nu Barak zijn voetvolk de valleien injaagt. Maar aan Rubens beken Zijn de angsten des harten geweldig. | |
Judg | NlCanisi | 5:16 | Waarom blijft ge tussen de omheiningen zitten, Luisterend naar het fluiten der herders? | |
Judg | NlCanisi | 5:17 | Gilad dommelt aan de overkant van de Jordaan, Dan houdt zich bij zijn schepen op; Aser blijft zitten aan het strand van de zee, Ingesluimerd aan zijn baaien. | |
Judg | NlCanisi | 5:18 | Maar Zabulon is een volk, dat zijn leven waagt, En de dood durft trotseren; Evenals Neftali, Dat op de hoogvlakten woont. | |
Judg | NlCanisi | 5:19 | Daar kwamen de koningen, in slagorde geschaard, Daar streden de koningen van Kanaän Bij Taänak, aan het water van Megiddo; Maar een buit van zilver behaalden ze niet. | |
Judg | NlCanisi | 5:20 | Uit de hemel hebben de sterren de strijd aangebonden, Van haar banen uit gestreden, Tegen Sisera gevochten: | |
Judg | NlCanisi | 5:21 | En de stromende Kisjon sleurde ze mee. De oeroude beek, de beek Kisjon Vertrapte de lijken der helden; | |
Judg | NlCanisi | 5:23 | Vervloekt Meroz, sprak de engel van Jahweh, Vervloekt zijn bewoners; Omdat zij Jahweh niet te hulp zijn gesneld, Met hun dapperen Jahweh niet hielpen! | |
Judg | NlCanisi | 5:24 | Maar gezegend zij Jaël onder de vrouwen, Gezegend onder haar, die in tenten verblijven; | |
Judg | NlCanisi | 5:25 | Water vraagt hij, ze geeft hem melk, In een vorstelijke schaal brengt ze hem room. | |
Judg | NlCanisi | 5:26 | Met de ene hand grijpt ze de tentpin, Met haar rechter een timmermanshamer; Ze treft Sisera, verbrijzelt zijn hoofd, Vermorzelt en doorboort zijn slapen. | |
Judg | NlCanisi | 5:27 | Aan haar voeten heeft hij zich uitgestrekt, Aan haar voeten is hij in slaap gevallen; Doch waar hij zich neerlegt, Ligt hij nu dood. | |
Judg | NlCanisi | 5:28 | Aan het venster door de tralies Tuurt en weeklaagt Sisera’s moeder: Waarom laat zijn strijdkar nog steeds op zich wachten; Waarom rollen zijn wagens zo langzaam aan? | |
Judg | NlCanisi | 5:29 | De wijste harer edelvrouwen geeft haar ten antwoord, Wat ze reeds bij zichzelf had bedacht: | |
Judg | NlCanisi | 5:30 | Ze hebben buit gevonden, die ze moeten verdelen; Eén, twee slavinnen voor iederen held! Buit: bonte kleren voor Sisera; Buit: bonte kleurige doeken; Een, twee bonte doeken Als buit voor zijn hals. | |