JOB
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
Chapter 22
Job | DutSVV | 22:2 | Zal ook een man Gode voordelig zijn? Maar voor zichzelven zal de verstandige voordelig zijn. | |
Job | DutSVV | 22:3 | Is het voor den Almachtige nuttigheid, dat gij rechtvaardig zijt; of gewin, dat gij uw wegen volmaakt? | |
Job | DutSVV | 22:6 | Want gij hebt uw broederen zonder oorzaak pand afgenomen, en de klederen der naakten hebt gij uitgetogen. | |
Job | DutSVV | 22:7 | Den moede hebt gij geen water te drinken gegeven, en van den hongerige hebt gij het brood onthouden. | |
Job | DutSVV | 22:8 | Maar was er een man van geweld, voor dien was het land, en een aanzienlijk persoon woonde daarin. | |
Job | DutSVV | 22:12 | Is niet God in de hoogte der hemelen? Zie toch het opperste der sterren aan, dat zij verheven zijn. | |
Job | DutSVV | 22:14 | De wolken zijn Hem een verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt den omgang der hemelen. | |
Job | DutSVV | 22:16 | Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond uitgestort; | |
Job | DutSVV | 22:18 | Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij. | |
Job | DutSVV | 22:23 | Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. | |
Job | DutSVV | 22:24 | Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; | |
Job | DutSVV | 22:26 | Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. | |
Job | DutSVV | 22:27 | Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. | |
Job | DutSVV | 22:28 | Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. | |
Job | DutSVV | 22:29 | Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. | |