PSALMS
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
Chapter 35
Psal | DutSVVA | 35:1 | Een psalm van David. Twist, Heere! met mijn twisters; strijd met mijn bestrijders. | |
Psal | DutSVVA | 35:3 | En breng de spies voort, en sluit den weg toe, mijn vervolgers tegemoet; zeg tot mijn ziel: Ik ben uw Heil. | |
Psal | DutSVVA | 35:4 | Laat hen beschaamd en te schande worden, die mijn ziel zoeken; laat hen achterwaarts gedreven en schaamrood worden, die kwaad tegen mij bedenken. | |
Psal | DutSVVA | 35:7 | Want zij hebben zonder oorzaak de groeve van hun net voor mij verborgen; zij hebben zonder oorzaak gegraven voor mijn ziel. | |
Psal | DutSVVA | 35:8 | De verwoesting overkome hem, dat hij het niet wete, en zijn net, dat hij verborgen heeft, vange hemzelven; hij valle daarin met verwoesting. | |
Psal | DutSVVA | 35:10 | Al mijn beenderen zullen zeggen: Heere, wie is U gelijk! U, Die den ellendige redt van dien, die sterker is dan hij, en den ellendige en nooddruftige van zijn berover. | |
Psal | DutSVVA | 35:13 | Mij aangaande daarentegen, als zij krank waren, was een zak mijn kleed; ik kwelde mijn ziel met vasten, en mijn gebed keerde weder in mijn boezem. | |
Psal | DutSVVA | 35:14 | Ik ging steeds, alsof het een vriend, alsof het mij een broeder geweest ware; ik ging gebukt in het zwart, als een, die over zijn moeder treurt. | |
Psal | DutSVVA | 35:15 | Maar als ik hinkte, waren zij verblijd, en verzamelden zich; zij verzamelden zich tot mij als geslagenen, en ik merkte niets; zij scheurden hun klederen, en zwegen niet stil. | |
Psal | DutSVVA | 35:16 | Onder de huichelende spotachtige tafelbroeders knersten zij over mij met hun tanden. | |
Psal | DutSVVA | 35:17 | Heere! hoe lang zult Gij toezien? Breng mijn ziel weder van hunlieder verwoestingen, mijn eenzame van de jonge leeuwen. | |
Psal | DutSVVA | 35:18 | Zo zal ik U loven in de grote gemeente; onder machtig veel volks zal ik U prijzen. | |
Psal | DutSVVA | 35:19 | Laat hen zich niet verblijden over mij, die mij om valse oorzaken vijanden zijn; noch wenken met de ogen, die mij zonder oorzaak haten. | |
Psal | DutSVVA | 35:20 | Want zij spreken niet van vrede, maar zij bedenken bedriegelijke zaken tegen de stillen in het land. | |
Psal | DutSVVA | 35:21 | En zij sperren hun mond wijd op tegen mij; zij zeggen: Ha, ha, ons oog heeft het gezien! | |
Psal | DutSVVA | 35:24 | Doe mij recht naar Uw gerechtigheid, Heere, mijn God! en laat hen zich over mij niet verblijden. | |
Psal | DutSVVA | 35:25 | Laat hen niet zeggen in hun hart: Heah, onze ziel! laat hen niet zeggen: Wij hebben hem verslonden! | |
Psal | DutSVVA | 35:26 | Laat hen beschaamd en te zamen schaamrood worden, die zich in mijn kwaad verblijden; laat hen met schaamte en schande bekleed worden, die zich tegen mij groot maken. | |
Psal | DutSVVA | 35:27 | Laat hen vrolijk zingen en verblijd zijn, die lust hebben tot mijn gerechtigheid; en laat hen geduriglijk zeggen: Groot gemaakt zij de Heere, Die lust heeft tot den vrede Zijns knechts! | |