Site uses cookies to provide basic functionality.

OK
BARUCH
1 2 3 4 5 6
Prev Up Next
Chapter 2
Baru NlCanisi 2:1  Daarom deed ook de Heer zijn woord gestand, dat Hij gesproken had tegen ons, tegen onze leiders die Israël bestuurden, tegen onze koningen en vorsten, en tegen de mannen van Israël en Juda:
Baru NlCanisi 2:2  dat Hij over ons een grote rampspoed zou brengen, en dat Jerusalem zou worden getroffen, zoals nog nooit was gebeurd onder heel de hemel; dat zoals in Moses' wet staat geschreven,
Baru NlCanisi 2:3  ieder van ons het vlees van zijn eigen zoon, het vlees van zijn eigen dochter zou eten.
Baru NlCanisi 2:4  Hij leverde hen over in de macht van alle koninkrijken, die ons omringen, en maakte hen tot spot en hoon bij alle omliggende volken, waaronder de Heer hen had verstrooid.
Baru NlCanisi 2:5  Zo werden ze vernederd in plaats van te heersen, omdat wij gezondigd hadden tegen den Heer, onzen God, door niet te luisteren naar zijn stem.
Baru NlCanisi 2:6  Ja, de Heer, onze God, is rechtvaardig; maar wij moeten blozen van schaamte, evenals onze vaderen.
Baru NlCanisi 2:7  Al de rampen, waarmee de Heer ons gedreigd had, zijn over ons uitgestort.
Baru NlCanisi 2:8  Wij hebben 's Heren aanschijn niet verzoend, door ons allen af te keren van de neigingen van ons verdorven hart.
Baru NlCanisi 2:9  Daarom bleef de Heer op de rampen bedacht, en stortte de Heer ze over ons uit.
Baru NlCanisi 2:10  Want de Heer is rechtvaardig in al zijn daden, die Hij over ons heeft besloten; maar wij luisterden niet naar zijn stem, en leefden niet naar de geboden, die de Heer ons had voorgeschreven.
Baru NlCanisi 2:11  Nu dan Heer, Israëls God, die uw volk uit het land van Egypte hebt geleid met krachtige hand, met tekens en wonderen, met grote macht en gespierde arm, en zó U een naam hebt verworven tot op de huidige dag:
Baru NlCanisi 2:12  Heer, onze God, wij hebben gezondigd, goddeloos gehandeld, misdaan tegen al uw geboden!
Baru NlCanisi 2:13  Ach, wend toch uw gramschap van ons af; want van ons zijn er maar weinigen overgebleven onder de volken, waaronder Gij ons hebt verstrooid.
Baru NlCanisi 2:14  Heer, verhoor ons bidden en smeken: Red ons toch om Uwentwil, en laat ons genade vinden bij hen, die ons hebben verbannen;
Baru NlCanisi 2:15  opdat de hele aarde wete, dat Gij de Heer zijt, onze God, en dat Israël en zijn geslacht naar Uw Naam is genoemd.
Baru NlCanisi 2:16  Heer, zie neer uit uw heilige woning, en wil ons gedenken; Heer, neig uw oren en luister,
Baru NlCanisi 2:17  open uw ogen en zie! Neen, niet de doden in de onderwereld, wie de adem uit de borst is genomen, kunnen de glorie des Heren en zijn gerechtigheid prijzen;
Baru NlCanisi 2:18  maar de ziel, die ten diepste bedroefd is, hij die gebukt gaat en gebroken, de smachtende ogen, de verhongerde geest prijzen uw glorie en gerechtigheid, o Heer!
Baru NlCanisi 2:19  Neen, niet op grond der verdiensten van onze vaderen en koningen leggen wij ons gebed voor U neer, Heer, onze God!
Baru NlCanisi 2:20  Neen, Gij hebt uw grimmige toorn op ons losgelaten, zoals Gij door de profeten, uw dienaars, gezegd had:
Baru NlCanisi 2:21  “Zo spreekt de Heer! Buigt uw nek, en dient den koning van Babel; dan zult ge in het land blijven wonen, dat Ik uw vaderen heb gegeven.
Baru NlCanisi 2:22  Maar wanneer ge niet luistert naar de stem van den Heer, en den koning van Babel niet dient,
Baru NlCanisi 2:23  dan zal Ik in de steden van Juda en in Jerusalems omgeving de kreten van vreugde en blijdschap verstommen, de jubel van bruidegom, de jubel der bruid, en het hele land zal een wildernis worden zonder bewoners.”
Baru NlCanisi 2:24  Maar wij luisterden niet naar uw bevel, om den koning van Babel te dienen; toen hebt Gij uw woord in vervulling doen gaan, dat Gij gesproken hebt door de profeten, uw dienaars: dat het gebeente van onze koningen en onze vaderen uit de graven zou worden geworpen.
Baru NlCanisi 2:25  En zie, het is er uitgeworpen voor de hitte overdag, en voor de koude des nachts; ze zijn gestorven door de ergste plagen, door de honger, het zwaard en de pest;
Baru NlCanisi 2:26  en de tempel, waarover uw Naam was uitgeroepen, hebt Gij om de misdaad van het huis van Israël en Juda getroffen, zoals hij heden nog ligt.
Baru NlCanisi 2:27  Maar Gij zult met ons handelen, Heer onze God, naar heel uw goedheid en naar de volheid van uw grote ontferming,
Baru NlCanisi 2:28  zoals Gij beloofd hebt door Moses, uw dienaar, toen Gij hem hebt bevolen, uw wet aan de kinderen Israëls voor te schrijven:
Baru NlCanisi 2:29  ”Wanneer ge niet luistert naar mijn stem, dan zal deze grote en talrijke schare een nietig hoopje worden onder de volkeren, waaronder Ik ze verstrooien zal;
Baru NlCanisi 2:30  ja, Ik weet, dat zij niet naar Mij zullen horen, want het is een halsstarrig volk. Maar in het land hunner ballingschap zullen zij tot inkeer komen,
Baru NlCanisi 2:31  en erkennen, dat Ik de Heer ben, hun God. Dan zal Ik hun een gewillig hart en gewillige oren verlenen:
Baru NlCanisi 2:32  en zij zullen Mij in het land hunner ballingschap loven, en mijn Naam weer gedenken;
Baru NlCanisi 2:33  zij zullen zich van hun halsstarrigheid en boze werken bekeren, indachtig het lot hunner vaderen, die gezondigd hebben tegen den Heer.
Baru NlCanisi 2:34  Dan breng Ik ze terug naar het land, dat Ik hun vaderen, Abraham, Isaäk en Jakob, met een eed heb beloofd; zij zullen er bezit van nemen en Ik zal ze vermeerderen, en nooit meer worden ze klein.
Baru NlCanisi 2:35  Dan zal Ik een eeuwig verbond met hen sluiten: Ik zal hun God, zij zullen mijn volk zijn; en nooit meer zal Ik Israël, mijn volk, uit het land verdrijven, dat Ik hun heb geschonken!”