MATTHEW
Chapter 25
Matt | vlsJoNT | 25:1 | Dan zal het koninkrijk der hemelen gelijk zijn aan tien maagden, die haar lampen namen en uitgingen den bruidegom te gemoet. | |
Matt | vlsJoNT | 25:6 | Maar midden in den nacht kwam er een geroep: Ziet, de bruidegom! gaat uit, hem te gemoet! | |
Matt | vlsJoNT | 25:8 | Doch de dwazen zeiden tot de wijzen: Geeft ons van uw olie, omdat onze lampen uitgaan. | |
Matt | vlsJoNT | 25:9 | Maar de wijzen antwoordden en zeiden: Dan zou er misschien voor ons en voor u niet genoeg zijn; gaat liever tot de verkoopers en koopt voor u zelven. | |
Matt | vlsJoNT | 25:10 | Terwijl zij nu heengingen om te koopen, kwam de bruidegom, en die gereed waren, gingen met hem in tot de bruiloft. En de deur werd gesloten. | |
Matt | vlsJoNT | 25:14 | Want het is als een mensch die, buitenslands gaande, zijn eigen dienstknechten riep en hun zijn goederen overgaf, | |
Matt | vlsJoNT | 25:15 | en aan den een gaf hij vijf talenten, aan den ander twee, aan den derde één, een ieder naar zijn bekwaamheid, en hij vertrok terstond. | |
Matt | vlsJoNT | 25:16 | Die nu vijf talenten ontvangen had, ging heen en dreef met deze handel, en won vijf andere talenten. | |
Matt | vlsJoNT | 25:18 | Maar die het ééne ontvangen had, ging heen en groef in den grond en verborg het geld van zijn heer. | |
Matt | vlsJoNT | 25:19 | Een langen tijd daarna nu kwam de heer van die dienstknechten en hield afrekening met hen. | |
Matt | vlsJoNT | 25:20 | En die de vijf talenten ontvangen had, kwam en bracht vijf andere talenten, zeggende: Heer, vijf talenten hebt gij mij toevertrouwd, zie, ik heb vijf andere talenten er bij gewonnen. | |
Matt | vlsJoNT | 25:21 | Zijn heer zeide tot hem: Wel gedaan! gij goede en trouwe dienstknecht: Over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga binnen de vreugde van uw heer! | |
Matt | vlsJoNT | 25:22 | En die de twee talenten ontvangen had, kwam ook, en zeide: Heer, twee talenten hebt gij mij toevertrouwd; zie, ik heb twee andere talenten er bij gewonnen. | |
Matt | vlsJoNT | 25:23 | Zijn heer zeide tot hem: Wel gedaan! gij goede en trouwe dienstknecht! over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen: ga binnen de vreugde van uw heer! | |
Matt | vlsJoNT | 25:24 | En die het ééne talent ontvangen had, kwam ook en zeide: Heer, ik kende u, dat gij een hardvochtig mensch zijt, die maait waar gij niet hebt gezaaid, en verzamelt waar gij niet hebt gestrooid. | |
Matt | vlsJoNT | 25:25 | En bevreesd zijnde, ben ik heengegaan, en heb ik uw talent verborgen in den grond; zie, daar hebt gij het uwe. | |
Matt | vlsJoNT | 25:26 | En zijn heer antwoordde en zeide tot hem: Gij booze en luie dienstknecht! gij wist dat ik maai waar ik niet gezaaid heb, en verzamel waar ik niet gestrooid heb. | |
Matt | vlsJoNT | 25:27 | Gij hadt dan mijn geld bij de bankiers moeten uitzetten, en ik zou, als ik kwam, het mijne met rente hebben terug ontvangen. | |
Matt | vlsJoNT | 25:29 | Want aan ieder die heeft, zal gegeven worden en hij zal overvloed hebben; maar van hem die niet heeft, zal ook hetgeen hij heeft ontnomen worden. | |
Matt | vlsJoNT | 25:30 | En werpt den onnutten dienstknecht uit in de buitenste duisternis; daar zal zijn het geween en het tandengeknars. | |
Matt | vlsJoNT | 25:31 | En als de Zoon des menschen zal gekomen zijn in zijn glorie en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op den troon zijner glorie. | |
Matt | vlsJoNT | 25:32 | En vóór Hem zullen al de volken vergaderd worden, en Hij zal die van malkander scheiden, gelijk de herder de schapen van de bokken scheidt. | |
Matt | vlsJoNT | 25:33 | En de schapen zal Hij stellen aan zijn rechter– en de bokken aan zijn linkerhand. | |
Matt | vlsJoNT | 25:34 | Dan zal de Koning zeggen tot hen die aan zijn rechterhand zijn: Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het koninkrijk dat u is bereid van de grondlegging der wereld. | |
Matt | vlsJoNT | 25:35 | Want Ik heb honger gehad, en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik heb dorst gehad, en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij geherbergd; | |
Matt | vlsJoNT | 25:36 | naakt, en gij hebt Mij gekleed; Ik was krank, en gij hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis, en gij zijt tot Mij gekomen. | |
Matt | vlsJoNT | 25:37 | Dan zullen Hem de rechtvaardigen antwoorden, zeggende: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien, en U gespijzigd? of dorstig, en U te drinken gegeven? | |
Matt | vlsJoNT | 25:38 | Wanneer hebben wij U een vreemdeling gezien, en U geherbergd? of naakt, en U gekleed? | |
Matt | vlsJoNT | 25:40 | En de Koning zal antwoorden en tot hen zeggen: Voorwaar Ik zeg u, voor zooveel gij dit gedaan hebt aan een der geringsten van deze mijn broeders, hebt gij het aan Mij gedaan. | |
Matt | vlsJoNT | 25:41 | Dan zal Hij ook zeggen tot die aan zijn linkerhand: Gaat van Mij weg, gij vervloekten! naar het eeuwige vuur, dat bereid is voor den duivel en zijn engelen. | |
Matt | vlsJoNT | 25:42 | Want Ik heb honger gehad, en gij hebt Mij niet te eten gegeven; Ik heb dorst gehad, en gij hebt Mij niet te drinken gegeven; | |
Matt | vlsJoNT | 25:43 | Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij niet geherbergd; naakt, en gij hebt Mij niet gekleed; krank en in de gevangenis, en gij hebt Mij niet bezocht. | |
Matt | vlsJoNT | 25:44 | Dan zullen ook die antwoorden en zeggen: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien, of dorstig, of een vreemdeling, of naakt, of krank, of in de gevangenis, en wij hebben U niet gediend? | |
Matt | vlsJoNT | 25:45 | Dan zal Hij antwoorden en tot hen zeggen: Voorwaar Ik zeg u, voor zooveel gij dit niet gedaan hebt aan één van deze geringsten, zoo hebt gij het aan Mij niet gedaan. | |