PROVERBS
Chapter 1
Prov | DutSVV | 1:3 | Om aan te nemen onderwijs van goed verstand, gerechtigheid, en recht, en billijkheden; | |
Prov | DutSVV | 1:4 | Om den slechten kloekzinnigheid te geven, den jongeling wetenschap en bedachtzaamheid. | |
Prov | DutSVV | 1:5 | Die wijs is, zal horen, en zal in lere toenemen; en die verstandig is, zal wijzen raad bekomen. | |
Prov | DutSVV | 1:7 | De vrees des HEEREN is het beginsel der wetenschap; de dwazen verachten wijsheid en tucht. | |
Prov | DutSVV | 1:11 | Indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder oorzaak; | |
Prov | DutSVV | 1:12 | Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen; | |
Prov | DutSVV | 1:19 | Zo zijn de paden van een iegelijk, die gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen. | |
Prov | DutSVV | 1:20 | De opperste Wijsheid roept overluid daar buiten; Zij verheft haar stem op de straten. | |
Prov | DutSVV | 1:21 | Zij roept in het voorste der woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad; | |
Prov | DutSVV | 1:22 | Gij slechten! hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten? | |
Prov | DutSVV | 1:23 | Keert u tot Mijn bestraffing; ziet, Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken. | |
Prov | DutSVV | 1:24 | Dewijl Ik geroepen heb, en gijlieden geweigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en er niemand was, die opmerkte; | |
Prov | DutSVV | 1:27 | Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting, en uw verderf aankomt als een wervelwind; wanneer u benauwdheid en angst overkomt; | |
Prov | DutSVV | 1:28 | Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden; | |
Prov | DutSVV | 1:29 | Daarom, dat zij de wetenschap gehaat hebben, en de vreze des HEEREN niet hebben verkoren. | |
Prov | DutSVV | 1:31 | Zo zullen zij eten van de vrucht van hun weg, en zich verzadigen met hun raadslagen. | |
Prov | DutSVV | 1:32 | Want de afkering der slechten zal hen doden, en de voorspoed der zotten zal hen verderven. | |