SIRACH
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
Chapter 9
Sira | NlCanisi | 9:1 | Wees niet achterdochtig op de vrouw aan uw boezem; Ge leert haar maar kwaad tot uw eigen nadeel. | |
Sira | NlCanisi | 9:8 | Wend uw blik af van een mooie vrouw, En kijk niet naar schoonheid, die u niet toekomt. Door vrouwenschoonheid kwamen velen ten val; Want de hartstocht vlamt op als een vuur. | |
Sira | NlCanisi | 9:9 | Eet niet samen met andermans vrouw, En zit niet dronken met haar aan, Opdat het hart zich niet tot haar neige, En gij ten grave zoudt dalen in bloed. | |
Sira | NlCanisi | 9:10 | Laat een ouden vriend niet gaan, Want een nieuwe is niet zo aanhankelijk. Als nieuwe wijn is een nieuwe vriend; Eerst als hij oud is, kunt ge hem drinken. | |
Sira | NlCanisi | 9:12 | Benijd den trotsaard niet, al gaat het hem goed; Bedenk, dat hij niet tot de dood ongestraft blijft. | |
Sira | NlCanisi | 9:13 | Houd u ver van den man, die macht heeft te doden, Dan hoeft geen vrees voor de dood u te kwellen; Maar moet ge hem naderen, doe niets verkeerds, Opdat hij u niet het leven beneemt. Weet, dat ge loopt temidden van strikken, | |
Sira | NlCanisi | 9:17 | In vaardige handen is de kunst goed bewaard; Wie het volk bestuurt, moet wijs zijn van inzicht. | |